Hugo DurinckHugo Durinck
Viering 21 september 2014

In deze viering wil ik jullie graag vertellen over mijn zoektocht naar zingeving en over het belang van het boeddhisme daarin. Ik ga een stukje van mijn ervaringen tijdens en na mijn studententijd met jullie delen, want al zijn mijn jaren aan de universiteit al lang voorbij, ze waren de basis voor mijn beroepsloopbaan en mijn verdere zoeken. Daarna ga ik wat dieper in op wat het boeddhisme voor mij betekent. Ik zal geen beschrijving geven van de kenmerken van het boeddhisme, maar proberen van binnenuit iets te verduidelijken. Bij de voorbereiding van deze viering ben ik nog beter gaan inzien dat mijn persoonlijke ervaringen te maken hebben met dieperliggende cultuurpatronen. Ook daarover zal ik het hebben.

De voorbije veertig jaar zijn diverse verschijnselen vanuit het Verre Oosten naar Europa overgekomen. Citaten van Confucius, judo, yoga, kung fu, macrobiotiek, het yin‐yang teken, zen, Baghwan, tantra, ayurveda, Hara Krishna, de Dalaï Lama, sushi, boeddhabeeldjes, tai chi, mindfulness, … Dikwijls zijn dit boeiende zaken die mensen kunnen helpen om hun leven te verrijken, soms wel wat oppervlakkig, soms dieper. Het betreft geen uniform systeem dat zich verspreidt, maar een diversiteit van zaken, die men bovendien nog zelf mag interpreteren.

In het secundair onderwijs moeten jongeren hun leven leren organiseren via studie, werk en vrije tijd, en dit doorheen een niet altijd onbewogen puberteit. Dat was bij mij ook zo. De humaniora is voor mij wél vormend geweest en ik maakte in die jaren kennis met enkele hobby’s en verenigingen. Ik deed ook vrijwilligerswerk in tuinbouw en ontwikkelingswerk. Als goede middelmatige leerling kwam ik in de wetenschappelijke A terecht, een richting waar de nadruk ligt op wiskunde. Daarbij onderging ik, net zoals iedereen, de invloeden van waarden en gewoontes van het christendom en het humanisme.

Na de middelbare school begon ik aan de studie voor landbouwingenieur, vooral om in contact te blijven met de natuur en met de bedoeling later aan ontwikkelingshulp te doen 2 en/of mijn bijdrage te leveren aan het bestrijden van ecologische problemen. Vanaf het begin gaf ik alle aandacht aan mijn studies; ik was wat men noemt ‘een blokbeest’. Aan ontspanning kwam ik nauwelijks toe, ik stopte met voetballen en ging weinig uit.
Mijn eerste resultaten waren goed, maar ik voelde mijn batterij langzaam leeglopen. In de maand mei was ik leeg gestudeerd. In de kandidaturen ligt de nadruk op de theorie en onze vakken bestonden voornamelijk uit wiskunde, fysica en scheikunde. Dat interesseerde me maar matig. Ook de overgang van een beschermende middelbare school, waarin ik deel uitmaakte van een goede groep, naar een anonieme omgeving met een massa studenten was zwaar voor mij. De prestatiedruk woog op me en ik voelde me vaak eenzaam. Er werd niet veel over gesproken, maar ik merkte dat een aantal medestudenten er ook onder leden; sommigen werden min of meer depressief.

In mijn omgeving kon ik op weinig begrip rekenen toen ik besliste om mijn studie niet verder te zetten. In de studiegids van de universiteit sprak de richting moraalfilosofie me sterk aan, dus besloot ik deze studie het daarop volgende jaar aan te vatten. Vakken zoals psychologie, filosofie, antropologie, literatuur, esthetica, en natuurlijk ook de moraalwetenschappen zelf, boeiden me meer dan de zuivere natuurwetenschappen. Maar ook in die studierichting werd ik geconfronteerd met faalangst, stress en eenzaamheid. Meer dan eens heb ik overwogen om te stoppen en iets artistieks te beginnen. Toch heb ik volgehouden, het uitgehouden… moeizaam. Ik ben drie jaar geslaagd in eerste zit, en het laatste jaar, toen ik ook mijn thesis moest afwerken, in tweede zit.
Tijdens die studentenjaren heb ik een mislukking en een crisis gekend, veel twijfel bovendien, eentonigheid ook. De wijze waarop kennis werd doorgegeven aan de universiteit botste met mijn gevoelsleven. En ik leed onder de stress, voelde me regelmatig onzeker en niet goed in mijn vel. Dat heeft misschien te maken met mijn persoonlijke levenswijze, maar wellicht ook met de dominante kenmerken van het systeem. Lectuur van het recente boek ‘De schaduw van de verlichting’ van Eddy Van Tilt bevestigt dit.

Waaruit bestond mijn onvrede, wat speelde daarin mee?
Aan de universiteit wordt vooral empirische en rationele kennis onderricht. Kennis die waar, juist en wetenschappelijk bewezen moet zijn. Deze benadering van de werkelijkheid, het logisch positivisme, is altijd dominant aanwezig geweest in de westerse universitaire instellingen. Wetenschap moet objectief feiten verzamelen en presenteren, los van elke persoonlijke instelling. Deze tendens is de voorbije veertig jaar zelfs versterkt.
Reeds tijdens mijn studies vroeg ik me echter af of een mens ook niet altijd met zijn eigen wezen, zijn existentie betrokken is op wat hij doet. De dingen die gebeuren, verschijnen aan ons als subject. Wat we waarnemen, beschrijven we vanuit onze eigen ervaringen en vanuit de context waarin we leven. Zeker in vakken als psychologie en filosofie moet men zich terdege bewust zijn van deze gegevenheid.
Beide vormen van kennisverwerving hebben hun waarde, maar zelf werd ik het meest aangesproken door de existentialistische benadering van de werkelijkheid. Helaas was dit een miskende onderstroom op de universiteiten. Ik voelde deze dualiteit toen reeds aan, dacht er over na, en zocht verder. Ik vroeg me bijvoorbeeld af waarom filosofie louter rationeel zou moeten zijn. Veel ethische kwesties zijn complex, kennen voor‐ en tegenstanders. Een louter cognitieve benadering van ingewikkelde thema’s is eenzijdig.   Ik vond al die vakken in mijn opleiding wel interessant, maar er ontbrak iets. Er spelen bij morele oordelen ook emotionele processen mee, ze zijn zelfs reeds primair aanwezig.
In mijn visie is een meer geïntegreerde beleving dan ook waardevoller. Daarom hou ik van literatuur, poëzie en kunst waar dingen interessant worden benaderd, inlevend, vanuit mensen. Een louter wetenschappelijke benadering in de opleidingen filosofie en moraalwetenschappen, die beweren dé waarheid over mens en maatschappij in pacht te hebben, doet naar mijn mening de innerlijke Mens en het Leven te kort. Ze mist Wijsheid.

Niet lang na mijn universitaire studie volgde ik samen met mijn vrouw, een reeks van vier avonden bij professor Ulrich Libbrecht over ‘Oosterse wijsheid voor de westerse mens’.   Na zijn studies in de wiskunde en de fysica begon Libbrecht Chinese taalkunde te studeren. Zo kwam hij in contact met de oosterse levensbeschouwingen. Hij kwam tot het besluit dat de dualiteit tussen denken en voelen het leven alleen maar moeilijker maakt. Niet alles kan door kennis worden verklaard. De geur van een roos bijvoorbeeld, of de liefde leren we enkel kennen via ervaring. Door ons open te stellen voor alles wat leeft, ontstaat een ervaring die niet louter is toegespitst op de ratio en het ego, maar ook op het mysterie van het leven zelf.
Het in contact komen met het werk van deze grote denker en sinoloog is voor mij een verademing geweest, een soort thuiskomen in wat ik zelf intuïtief had aangevoeld. Ik geloof dat verschillende aspecten uit het confucianisme, de tao en het boeddhisme ons interessante inzichten kunnen bieden en een aanvulling kunnen zijn op onze westerse manier van leven en denken. In China en Indië waren er immers al voor onze tijdrekening bloeiende steden en beschavingen; Europa moest toen nog op gang komen. Het hindoeïsme is ongeveer 1200 jaar voor Christus ontstaan, het boeddhisme 500 jaar voor onze tijdrekening.
Misschien speelt bij onze toenemende belangstelling voor het Oosten ook een zekere heimwee mee naar een rustige, agrarische, goed geordende maatschappij, waar de natuur nog duidelijk aanwezig is.

Bij dit alles besef ik dat er zeer veel invloeden op ons afkomen en dat we soms door de bomen het bos niet meer zien. Het is zoeken. Zelf noem ik mij soms een halve boeddhist. Tegelijk ben ik in mijn wortels een Europeaan, een westerling, die sterk beïnvloed is door het rationalisme. Ik ben ook te weinig bezig met de Boeddha‐dharma, de leer van de Boeddha, al sta ik er wel voor open, want het is een zeer interessante religie en filosofie.
Als leraar humanistische zedenleer heb ik les gegeven in achttien scholen, en de voorbije vijftien jaar was ik werkzaam in de lerarenopleiding. Ik heb me regelmatig de vraag gesteld: wat is echt belangrijk om jonge mensen bij te brengen, en hoe doen we dat? Gedurende mijn hele loopbaan heb ik elk jaar enkele lessen over oosterse filosofie gegeven. De laatste jaren voegde ik er ook een uurtje yoga aan toe, omdat doen en ervaren evengoed hun plaats hebben in het leerproces.

Ik ben me er wel van bewust dat we niets mogen idealiseren, dat het boeddhisme net zoals andere tradities zijn schaduwkanten heeft. Siddharta Gautama heeft zijn vrouw en pasgeboren zoontje verlaten om te gaan mediteren en monnik te worden. Dat was in die tijd niet ongewoon, maar voor ons is het moeilijk te begrijpen. Het boeddhisme is soms ook vrouwonvriendelijk. En de Boeddha heeft gedeeltelijk de idee van karma uit het hindoeïsme behouden. Dat zegt dat je het lot dat je is toebedeeld in de kaste waarin je werd geboren, moet aanvaarden, met als gevolg dat er soms te weinig werd gedaan aan mensonwaardige toestanden.
Toch geloof ik dat het boeddhisme werkelijk iets kan bijdragen aan de kwaliteit van ons leven.
‐ Ik denk dan aan: af en toe stilstaan bij de dingen, je eigen aandeel in beschouwing nemen, vriendelijkheid naar jezelf en anderen beoefenen, mededogen tonen, eenvoud brengen in je levensstijl, …
‐ Boeddha was een zoeker, een vernieuwer, ook dat is waardevol. Hij kende periodes van twijfel, onzekerheid, inkeer, vooraleer hij tot waardevolle inzichten kwam.
‐ In het boeddhisme probeert men het lijden te verminderen door het verlangen te beperken. In onze kunstmatige consumptiemaatschappij is dat zeker zinvol. De meeste mensen hebben in elke levensfase wel bepaalde moeilijkheden te verwerken. Ook al zitten veel zaken goed in je leven, toch is het dan net dat ene kiezelsteentje in je schoen dat de meeste aandacht vraagt. Op zulke momenten kunnen we veel leren uit het boeddhisme.
‐ Het boeddhisme is een levenshouding waarin het ethische aspect een grote rol speelt. Het zet me aan om in mezelf te voelen, wat goed is en wat niet. Het richt de aandacht naar binnen: wat denk ik, wat voel ik, wat wil ik, wat zijn mijn intenties? Wat neem ik waar, wat waardeer ik, wat zeg ik en hoe zeg ik het? Ben ik eerlijk met mezelf?
‐ Het boeddhisme laat zich gemakkelijk combineren met een open christendom, met een niet‐dogmatisch humanisme, met de westerse wetenschappen. In het wetenschappelijk denken zoekt men naar waarheid, in het oosterse denken heeft wijsheid een grotere waarde dan waarheid. Het boeddhisme geeft zowel de ratio als het gevoelsleven de juiste plaats.

Terug naar professor Libbrecht. Hij is niet geïnteresseerd in de uiterlijke verschijnselen van een volksreligie, en ook niet zozeer in het boeddhisme als religie, maar wel als een diepgaande en uitgebouwde filosofie. Hij benadrukt: Boeddha worden is een heel langzame en moeizame weg.
Graag rond ik af met een citaat uit het werk van Libbrecht, want hij kan het beter verwoorden dan ik.

Meditatie heeft niets te maken met uitgeperste hersenen, maar alles met de volheid van het hart. Om het Mysterie je hart te laten vervullen moet je verstand zijn mond houden. Hoe leger mijn hoofd hoe voller mijn hart. In een zentempel gebeurt niets, daar komt men alleen in stilte tot zichzelf, ontledigt zich van alle kleine zorgen van het dagelijks leven en stelt geen vragen waarop toch geen antwoorden zijn. Het is toch vreemd hoe bang wij zijn van onze gevoelens. Nochtans staat er geschreven: ‘Zalig de zachtmoedigen’, dat zijn de ontroerbaren, ontroerbaar aan het Mysterie van het bestaan. Omdat wij weten dat ontroerbaarheid ook kwetsbaarheid betekent, trekken we de schelp dicht en sluiten het Wonder buiten.
(Uit ‘Met dank aan het leven’)

Dit tekstfragment brengt ons naadloos bij het thema van deze viering. We hoeven Boeddha niet te vereren als een beeld buiten onszelf of als een idool. We kunnen beter waardevolle aspecten uit het boeddhisme overwegen, erkennen, toelaten en integreren in ons leven. Zo komen we bij: DE BOEDDHA IN ONSZELF.