de schoonheid2Ingrid Van Daele
Viering 17 april 2016

Toen Kristin me vroeg om een getuigenis te geven, zei ik onmiddellijk ja.
Nadien vroeg ik me af wat ik kon meegeven aan jullie. Nu besef ik dat ik opnieuw een stuk van mijn proces heb doorgemaakt tijdens mijn bezinning.Ik wil vooral meegeven dat een gebeurtenis die aanvankelijk als zwaar problematisch wordt beschouwd, een geschenk kan zijn. Een cadeau van waaruit je kan evolueren en die je heel dicht bij jezelf kan brengen.

Ik ben geboren in een naoorlogs gezin dat serieuze littekens uit WO II met zich meedroeg. Vader kwam uit een Vlaamse, Dietsgezinde familie, die woonde en werkte in Mons. Mijn grootouders waren perfect tweetalig en ze hielden van de Franse literatuur. Ze spraken Nederlands en hun kinderen antwoordden in het Frans.
Grootva had een knopenfabriek en werkte tijdens de bezetting voor de Duitsers. Hij werd dan ook ter dood veroordeeld in 1945 en vluchtte naar Peru. Hij is nooit terug naar België gekomen en mijn grootmoeder durfde niet naar Peru vertrekken met de vier kinderen. Grootvader huwde met een Peruviaanse en ze kregen een dochter, Oriana. Ze is enkele jaren ouder dan ik en we hebben contact. Ik ben onlangs op zoek geweest naar grootvaders graf in Lima. Ik heb er bloemen neergelegd uit naam van mezelf en van mijn familie.

Men zegt dat mijn vader als 17-jarige verborgen werd gehouden door paters redemptoristen omdat ze hem net na de oorlog wilden fusilleren in plaats van mijn grootva.
Pa nam de zorg voor zijn moeder, zijn twee zussen en zijn broer op zich. Hij volgde avondlessen boekhouding omdat hij tot zijn spijt niet naar de universiteit kon. Hij was de ietwat afwezige dromerige man, die zijn toevlucht zocht in muziek en later in drank.
Ma was directiesecretaresse in een verzekeringskantoor. Ze deed dit graag en met een grote toewijding. Als 93-jarige spreekt ze er nu nog over en ze beschouwt dit als de gelukkigste tijd van haar leven. Ze wilde eigenlijk geen kinderen. In die tijd was dit onbespreekbaar. Na een miskraam werd ik geboren in 1956.
Ma kon niet overweg met kinderen en ik werd onmiddellijk na mijn geboorte naar een pleeggezin gebracht, bij de broer van mijn grootmoeder. Hij had ook geleden onder de oorlogsrepresailles, want hij had in de knopenfabriek van grootva gewerkt.
Ik verbleef zeven jaar in dit gezin, enkel op zondag móest ik naar mijn ouders. Ik verstopte me telkens achter dezelfde zetel en was verbaasd dat ze me vonden!
Drie jaar later werd mijn zus geboren. Toen mijn moeder vijf maanden zwanger was, wist mijn vader nog van niets. Toen mensen hem feliciteerden, zei ze dat ze een vleesboom had.
Mijn zus was een verlegen, teruggetrokken meisje. Mijn broer werd twee jaar later geboren.
Mijn moeder gaf haar volledige loon af aan mijn pleegouders. Uiteindelijk besloten mijn ouders om hun kinderen thuis te laten wonen.

Ik had geen band met mijn moeder. Ik liep verschillende keren weg naar mama Yvonne.
Ma was humeurig, zeer negatief en beschouwde ons als minderwaardig. Ze wilde het liefst blijven werken. We moesten altijd doen wat de anderen deden.
Ik had me volledig afgesloten van mijn gevoelens en relativeerde alles. Ik wilde sterk zijn.
Alles was tijdelijk, ik geloofde in de hemel en wilde missiezuster worden: de juiste mix van spiritualiteit en avontuur. Ik forceerde mijn zus en broer om elke avond op de knieën tien weesgegroetjes en één onze vader te bidden. Ze hebben er een trauma aan overgehouden, want ik was nogal dominant.

Als adolescente voelde ik me sterk betrokken op de wereld. Ik startte een wereldwinkel op, organiseerde betogingen voor Angola, tegen de bommen, hield spreekbeurten over Amada, … Maar dit alles deed ik vanuit mijn hoofd, niet vanuit mijn buik, mijn gevoelens! Ik verzette me tegen de kerk als instituut en tegen de gevestigde waarden.
Ik had ook aliënatie-verschijnselen: ik liep op straat en vroeg me af wat ik daar te zoeken had. Ik had geen echt contact met mijn lichaam en met de omgeving.

Op mijn achttiende werd ik verliefd op Karel. Hij was zeer intelligent, creatief, avontuurlijk, handig… en ik keek naar hem op.
We reisden naar geïsoleerde gebieden, op zoek naar authentieke muziek, weefsels en borduursels. We maakten juwelen, weefgetouwen, spinnewielen, tapijten; we sponnen en kleurden onze wol zelf. We hielden geiten en maakten kaas en yoghurt. Karel ontwierp windmolens om de geiten aan het spit te laten draaien. Hij bouwde een houten boot. We stonden op de markt met onze zelfgemaakte truien en spinnewielen. Het was een boeiende periode.
Karel was landbouwingenieur, maar kon zijn plaats niet vinden in de maatschappij. Hij had weinig of geen sociaal-emotionele intelligentie. Maar hoe kon ik dat weten? Ik had zelf geen verbinding met mijn innerlijke en mijn lichaam. Hij bouwde ons huis met atelier, maar hij werd steeds verbitterder omtrent de maatschappij. Hij bleef experimenteren, maar kwam niet tot werk. Hij werd zelfstandig schrijnwerker, maar kon niet onderhandelen met klanten.
Ondertussen werkte ik in het buitengewoon onderwijs. Ik, die graag met intelligente kinderen omging, werd op die manier uitgedaagd.
In deze context werden onze kinderen geboren. Sara in 1983. Ze was een lief, mooi baby’tje en altijd tevreden. Vier maanden na haar geboorte werd ik zwanger van Suzanne…

Toen Sara drie maanden was, stonden we aan haar bedje toen ik voelde en zei: “Dit kind is niet gemaakt voor deze wereld.” Mijn hart werd op een kier gezet, ik voelde een stroom van liefde, maar ook tristesse.
Heel traag kwam het besef dat er iets scheelde met Sara. Ik ging om de twee dagen naar de kinesiste voor haar hypotonie, dit is een zwakke spierspanning. De andere dagen oefende ik thuis twee uur met haar. Elke beweging werd aangeleerd. Sara was een geduldige, maar trage leerlinge. Ik werkte full-time en Karel zorgde mee voor de kinderen. Het was een drukke periode, waarin er voor mij geen tijd was om stil te staan bij mijn gevoelens. Af en toe dacht ik: had ik nu maar een god om voor te bidden.
Suzanne was een sterk kind, bij haar leek alles vanzelf te gaan. Hebben we te weinig aandacht aan haar geschonken?

De medische weg die we bewandelden met Sara zal ik jullie besparen. Eén ding was zeker: Sara bleef goedlachs, vriendelijk, ons Krishnamurti-kindje!
Toen ze drieënhalf was, besefte ik echt dat ze gehandicapt was en besloot ik haar naar het MPI Ten Dries te laten gaan. Het was niet gemakkelijk om mijn popje te plaatsen tussen die kinderen, maar Sara had er helemaal geen last van. Ze bloeide open op haar manier. De kinderen volgden ook eutonie bij ‘de sprookjesmevrouw’.

De drang om naar buiten te komen werd groot: ik begon te zingen, te dansen, aan yoga te doen. Ik ontdekte mijn lichaam en beetje bij beetje mijn innerlijke.
Ik aanvaardde Sara zoals ze is en koesterde geen verwachtingen. Elke stap werd een geschenk.
Ze had mijn zorg nodig, maar had zelf zoveel empathie en gaf me zoveel energie. “Bij mij moet je lachen,” was en is haar slagzin.

Alles sloot zo mooi aan in Sara’s leven, alles kwam vanzelf: het MPI, de Chiro waarin ze tot haar drieëntwintigste een prachtige rol vervulde, haar reizen, haar kunstprojecten, haar begeleid werk in de dorpsschool, haar zinvolle tijdsbesteding, …
Bij mij groeide het besef dat ik Sara fysiek droeg, maar dat zij energetisch zorgde voor mij.

Ik heb nog moeilijke periodes doorgemaakt. De scheiding van Karel toen de kinderen acht en negen jaar waren. Het langzaam groeiende besef dat niet Sara maar Suzanne het het moeilijkst had met de scheiding. Suzanne had mij nodig en eiste mijn aandacht op alle mogelijke manieren op. Maar ik wilde weer sterk zijn en verwachtte dat zij dat ook kon.
Na de scheiding werd het contact met Karel erg moeilijk: hij is zeer marginaal, verbitterd en heeft zware psychische problemen. De kinderen konden en kunnen niet meer bij hem terecht.
Ik had mezelf weer opgesloten en afgesloten van mijn gevoel, me sterk gemaakt. Alle verwachtingen die ik voor Sara opzij kon schuiven, had ik op Suzanne geprojecteerd. En zij verzette zich daartegen op haar manier.
Door Thor, mijn tweede man, heb ik ingezien dat ik ook Suzanne moest vertrouwen, haar aanvaarden en haar haar eigen weg laten gaan. Door haar mijn vertrouwen te geven en in Antwerpen te laten studeren, is alles goed verlopen. Op dit moment geniet ze van de zon in Gran Canaria, samen met haar man en Nola, mijn kleindochtertje van vier maanden.

Door het volgen van familieopstellingen, workshops lichaamsbeleving, Osho-meditaties, yoga en de begeleiding van een spirituele coach heb ik mijn innerlijke wereld verruimd, mijn moeder en vader een plaats gegeven en mijn moeder-dochter relatie uitgediept.
Mijn hart is ook volledig open voor Nola. Ik wil graag ‘een wijze grootmoeder’ voor haar zijn.

Ik besef nu dat Sara mijn hart voor een groot stuk heeft geopend, dat ze nu nog energetisch zorgt voor mij en voor anderen die haar aanvoelen. Zo zal ze iemand die het moeilijk heeft zomaar aanraken en masseren, iets aanreiken zonder woorden…

Ik wil een pleidooi houden om mensen met een handicap niet te betuttelen, ze als volwassen en volwaardig te beschouwen en ze zoveel mogelijk zelfstandig te laten ontwikkelen. Ik wil aantonen hoe een situatie die aanvankelijk als problematisch werd gezien een geschenk kan zijn, een spiegel en een middel om jezelf te ontplooien.
Het zoeken naar de oorzaak en het waarom van Sara’s handicap heb ik al lang laten varen. Sara is wie ze is.
Ik krijg soms de reactie: “Dat moet toch een kruis zijn,” en als ik dan antwoord dat dit absoluut niet zo is, worden mensen soms kwaad. Ze zien me liever als slachtoffer.
Energetisch heeft Sara een rol in de maatschappij. In het schooltje waar ze werkt, kan ze het hart van velen openen. We hebben een studio gebouwd in onze garage, zodat ze alleen en toch samen met ons kan wonen. Maar als ze de vraag stelt om bij vrienden te gaan wonen, zal ik haar laten gaan.

Nu ben ik met pensioen. Ik stopte als GOK-coördinator in het buitengewoon onderwijs.
Vreemd toch dat ik heel mijn loopbaan heb besteed aan de ontwikkeling van mensen met een lichte mentale handicap en zelf een dochter heb met een meervoudige handicap… Ik werd en word hierin enorm uitgedaagd!

Vanuit dankbaarheid voor alle kansen die Sara krijgt, ben ik met vrijwilligerswerk begonnen: het begeleiden van mensen met een handicap op reizen, dag- en avonduitstappen. Door hen krijg ik de kans om mijn hart nog meer te openen.
Er zijn nog momenten waarop ik me afsluit, maar het binnenkomen in de ruimte van La Verna maakt me telkens wat zachter. Ik heb er nood aan.

de schoonheid

Dank je wel Sara,
dank je Suzanne om mij een spiegel voor te houden,
dank je wel ma, pa en Karel om mijn hart te breken,
dank je wel Thor voor de steun en ook voor de moeilijkheden die we overwonnen,
dank je wel vriendinnen,
dank je wel La Verna.