Katrien1Katrien Taveirne
Viering 16 november 2014

Ik ben de oudste dochter in een middenstandersgezin. Mijn pa was slager en mijn moeder hielp in de slagerij. We kregen van thuis uit mee dat het ging om werken, werken, en nog eens werken. En ‘wiens brood men eet, diens woord men spreekt’, dat was de eerste regel. ‘Bemin je naaste’, dat was nog een regel. Je moest jezelf dus vooral wegcijferen. Je moest ‘je hemel verdienen’, dat was eigenlijk een beloning die je kreeg als je veel had afgezien. De klanten in onze winkel kregen het eerste en het laatste woord en veel gezinsproblematieken werden gedeeld. Ik hoorde mijn ouders vaak spreken over ons, maar ze spraken niet mét ons. Zo kreeg vertrouwen geen kans. Integendeel, mijn achterdochtig kantje werd in mijn kinder‐ en jeugdjaren enorm geactiveerd. Eigen gedachten en gevoelens werden van tafel geveegd of verbannen met: wat gaan de mensen zeggen? Dat was het belangrijkste.

Een slagerij opstarten was niet gemakkelijk en veel tijd om aandacht aan de kinderen te geven was er niet. We moesten ons nuttig maken, werken dus. Ik leerde mij te gedragen zoals van mij verwacht werd en tegelijk bedacht ik trucjes om extra aandacht te krijgen. Zo deed ik bijvoorbeeld in de klas alsof ik de vraagstukken niet verstond, dan kreeg ik exclusieve hulp. Grote hoestbuien waren ook welkom, want dan werd ik getrakteerd met een hoestbonbon en was ik in de hoogste hemel. Zielig kijken, laten merken dat ik mij niet goed voelde in mezelf, het lokte aanvankelijk zorg en betrokkenheid uit en dat deed zo’n deugd. En oh ja, ik had ook zo’n angst om alleen te gaan slapen, dat zorgde vaak voor problemen.

Van mijn puberteitsjaren herinner ik mij dat ik niet tevreden was met mijn uiterlijk en ik kon daar nogal over doorzeuren. Ik had grote voortanden met een spleet tussen en mijn oren waren ook niet zoals ik wou, ze flapperden. Als ik daarover iets zei, was het antwoord van mijn moeder: “Schoonheid zit vanbinnen.” Dat was nu net datgene wat ik NIET wou horen. Mijn ongelukkig‐zijn werd niet erkend, niet serieus genomen.

Stilaan werkten mijn vroeger gebruikte truckjes om aandacht te krijgen niet meer. Mijn wereld werd steeds kleiner. Ik had nood aan meer sociaal contact met leeftijdsgenoten. Dit lukte moeilijk en ik compenseerde het door in mijzelf te kruipen. Een enorm schuldgevoel ontwikkelde zich: ik nam altijd en overal de schuld op mij. Ik compenseerde mijn schuldgevoel door veel te werken en te zorgen voor anderen. Zo kreeg ik dan toch het gevoel dat ik iemand was, dat ik nodig was. Zalig!

Ik wou voor onderwijzeres studeren. Vooral mijn vader geloofde daar niet in. Toch heb ik ervoor gekozen. De pedagoge van de school kwam mij bezoeken op mijn eerste stage en ze geloofde in mij. Ze kwam naar de slagerij van mijn ouders om 150 g gehakt, maar vooral met de boodschap dat ik een goede juf zou worden als ze mij thuis de kans konden geven om genoeg tijd aan mijn studie te besteden. Dat betekende een grote steun, het was voor mij een belangrijke erkenning voor wie ik was. Iemand geloofde in mij.

Ik studeerde af als leerkracht. Ik woonde nog thuis en had een heel beperkte vriendenkring. Maar het was me gelukt om op eigen houtje mijn diploma te halen, ook al hadden ze thuis gedacht dat dit niet zou lukken. Dit was een pluim voor mezelf. Ik werkte, ik gaf bijles, ik speelde toneel en hielp in de slagerij. Ik kreeg het allemaal voor elkaar.
Toch bleef ik worstelen met mezelf. Het was immers nooit goed genoeg. Ik begreep het niet: deed ik wat er van mij werd verwacht, dan was het niet genoeg; deed ik iets anders, dan was ik geen voorbeeld voor mijn broer en zus. Er werd niet echt naar mij geluisterd. We hadden vaak discussies waarbij ik vond dat ik het bij het rechte eind had. Maar nee, ik kreeg geen gelijk, integendeel. Het maakte mij vaak heel boos en die boosheid werd weggelachen. Dat was het einde van de discussie, maar voor mij was het nog maar het begin: ik voelde mij tekort gedaan. Het vrat aan mij. Ik wou gelijk krijgen, toch minstens één keer.

Mijn eerste serieuze erkenning kwam heel onverwacht, en nog wel van een tandarts. Toen ik naar een nieuwe tandarts ging, bevestigde hij wat ik al jaren wist, namelijk dat mijn gebit er echt niet mooi uitzag. Het feit dat ik erkenning kreeg van wat ik zelf voelde, klonk als muziek in mijn oren. Eindelijk een keer iemand die het zag zoals ik het zag! Die erkenning deed zo’n deugd. Gelijk mogen krijgen was blijkbaar super belangrijk voor mij. Raar hoe de erkenning van zelfs een negatieve boodschap toch zoveel vreugde kon geven…

Het zorgen voor anderen bleef zich verder ontwikkelen. Ik observeerde wat mensen van anderen verwachtten en ik probeerde me daar zo goed mogelijk in in te passen. Toch voelde ik dat ik niet kreeg wat ik wou. Ik wou aandacht en acceptatie. Door te doen wat een ander verwachtte, toonde ik niet wie ik was. Ik had niet geleerd dat er verschillende gevoelens in mij mochten leven, dat ik van mezelf mocht houden, en dat dit de eerste vereiste is om goed met anderen te kunnen omgaan.
Ik zat niet goed in mijn vel en ik had een minderwaardigheidscomplex. Ik werd gepusht om uit te gaan, maar ik kon mij daar niet in vinden. Wie zou met mij willen praten, laat staan dansen?

De eerste man die een beetje aandacht aan mij besteedde, werd dan ook mijn partner. Hij was enig kind. Ik ben in dat huwelijk gestapt met de intentie om zowel mijn man als zijn ouders graag te zien, Zelfs de hond kreeg zijn plek. Ik werd binnengehaald als een grote aanwinst in hun gezin.
Als ik er nu op terugkijk, besef ik dat de ouders van mijn man de problemen van hun zoon kenden en dat ze hoopten dat die opgelost zouden worden door een huwelijk. Ik kende zijn problemen niet, maar ik heb wel intuïtief aangevoeld dat ik beter geen kinderen zou hebben met hem. Achteraf is het mij duidelijk geworden dat mijn intuïtie mij goed heeft geleid.   Het heeft mij drie jaar gekost om mij los te rukken uit een wereld waarin ik geen plaats had en waar ik me niet beluisterd voelde. Met de hulp van een aantal mensen die mij steunden, kon ik een streep trekken achter dit ongelukkig huwelijk. Enerzijds had ik daarbij het gevoel: yes, ik heb dit toch maar gedaan. Anderzijds wist ik niet meer welke richting ik uit moest.   Het werd een periode van hard werken op school. Ook bij mijn ouders kon ik in de weekends aan het werk. Werken verdoofde mijn gevoel van mislukking.
Ik voelde mij ook mislukt in de ogen van mijn moeder. Ze had liever gehad dat dit huwelijk stand hield, dat alles bleef zoals het in de maatschappij hoorde te zijn, volgens het plaatje van ‘huisje tuintje, keukentje’. Ik had nood aan troost en begrip, maar voelde me schuldig telkens als ik mijn moeder zag. Ik had haar letterlijk ziek van verdriet gemaakt. Er werd in onze familie zeer veroordelend over scheiden gepraat. Het woog op mij. Mijn moeder begreep mijn keuze niet.

Zorgen voor anderen bleef het lichtpunt in mijn bestaan. Ik voelde aan wanneer een collega zich niet lekker voelde en stond die met raad en daad bij. Zo voelde ik me belangrijk. Het was mijn manier om gezien te worden. Mij mocht je niet vragen hoe ik me voelde, dat duwde ik weg. Verder doen, mij richten op anderen, mijzelf wegcijferen, dat was mijn houding. Willen zorgen voor anderen en angst voor afwijzing gingen hand in hand.

In die periode ontmoette ik mijn huidige partner. Hij stond voor een heel andere wereld. Het contrast kon niet groter zijn: ik kwam uit een middenstandersgezin waar alleen maar gewerkt werd, hij had hogere studies gedaan, was bioloog en had op dat moment geen werk. Mijn vader was slager en at graag een stuk malse rosbief op zondag, hij was vegetariër. Hij stond en staat ook nog steeds voor vernieuwing. Hij zag de gebreken in onze maatschappij, hij leerde me met andere ogen naar de wereld kijken.
Hij leerde me ook kijken naar de natuur. Welke ongelooflijke cadeaus krijg je als je er oog voor hebt. Fier als een gieter ging ik na een weekendje bij hem aan mijn familie vertellen dat ik een supergrote paddenstoel had gezien en dat de groene specht echt mijn favoriete vogel was. Ik zie de blikken van mijn ouders nog… Zij hadden hard gewerkt en driehonderd worsten verkocht en moesten nog de bestellingen klaarmaken voor de volgende week!

Mijn partner resoneerde op mijn zorgende kant. Bij hem was die kant heel welkom, hij ontving graag mijn zorgende houding. Ik had echt het gevoel: er wordt mij een tweede kans geboden. Die moest ik aanpakken, met beide handen, anders zou ik me dit mijn leven lang beklagen. Ik was er helemaal klaar voor. Nu zou alles goed komen. Ik wou leren hoe een echte relatie werkte, we zouden samen overleggen en de verbinding tussen ons verbeteren en versterken. Ik zou mijn partner met mijn wilskracht en mijn enthousiasme en liefde gelukkig maken. Ik wou de hemel op aarde brengen…

Nu voelde ik wel het verlangen naar kinderen. En gelukkig… we werden gezegend met drie schone kinderen: twee zonen en een dochter.

Met onze oudste liep het niet van een leien dakje. Ik voelde een grote onmacht, besefte dat er iets niet klopte, maar ik wist bij God niet wat. We konden er niet over praten en daardoor voelde ik me in die periode heel eenzaam.
Uiteindelijk kwam er een diagnose. Onze zoon kreeg de nodige ondersteuning en wij konden in ouderavonden en ‐trainingen in dialoog gaan met andere ouders. Het lukte om onze zorgen te delen met andere ouderparen, maar tussen mijn man en mij lukte het niet om erover te praten.
Dat was erg pijnlijk, maar ik kon het nog niet onder ogen zien. Ik had immers een tweede kans gekregen om in een gezin te mogen leven, om kinderen op te voeden. Dit móest slagen. Ik zette mij er ten volle voor in. Ik zocht allerlei manieren om de communicatie tussen ons op gang te krijgen en om er een warme liefdevolle relatie van te maken. Ik had zoveel goede voornemens, telkens opnieuw, ik deed zo mijn best vanuit dat grote verlangen naar een liefdevolle verbinding. Toch heb ik ook vaak dingen stuk gemaakt, ik ben heel boos geweest, soms ben ik in een echte colère geschoten, ik heb lelijke dingen gezegd. Dit alles was een schreeuw om graag gezien te worden…
Vanuit de kant van mijn partner was mijn verlangen bedreigend en hij ervaarde mijn gedrag als eisend en verpletterend. Ik kwam op hem over als een bulldozer. We konden elkaar geen erkenning geven.

Stilaan ontwikkelde ik een noodplan om te kunnen overleven. Ik richtte mijn aandacht op de inrichting van ons huis, op lekker koken, op bezig zijn met de kinderen. Ik zocht heel bewust vakanties waar we op ons eentje konden zijn.
Ik vond dat ik nog meer mijn best moest doen want ik kon immers mijn zegeningen tellen: ik had een goede man en drie prachtige kinderen. Fouten maken was dus uit den boze. Ik besefte dat niet iedereen een tweede kans krijgt, dus moest ik ervoor gaan. Maar regelmatig sloegen de stoppen door… Ik wou verdomme gewoon gelukkig zijn, graag gezien worden, was dat nu zo moeilijk?

Ik werd de weg gewezen naar Pesso‐therapie. Dit is een lichaamsgerichte therapie waarbij lichamelijk en emotioneel beleven, interactie met anderen en cognitief inzicht samengaan. In die therapie kom je op het spoor van wat je nodig hebt om onopgeloste conflicten en onvervulde behoeften uit het verleden te helen.
Deze therapie was werken, hard werken. Ik leerde echt naar binnen te gaan, ik leerde omgaan met wat er in mij leefde. Er werd naar mij geluisterd en er werd geen oordeel uitgesproken. Ik mocht vertellen over wat er in mij leefde, ook over de moeilijke dingen. Dat stond in contrast met wat ik van thuis had meegekregen. Er was mij altijd geleerd de vuile was niet buiten te hangen.
Toen één van de mensen in de groep plots het inzicht kreeg dat ze als dochter was miskend, ging er bij mij een licht branden. Ik besefte dat ook ik een miskend kind was en dat ik daardoor zowel mezelf als anderen had miskend. Dit was een heel belangrijk inzicht. Ik voelde hoe ik me van die last wilde bevrijden. Het verlangen om erkend te worden, om echt gelukkig te zijn, om mijzelf te zijn, werd gewekt.

En toen kwam La Verna…
Ik dacht dat het deugd zou doen aan mijn man, die altijd thuis was, om een pelgrimstocht te ondernemen. Dat zou rust brengen voor ons allebei. Al surfend op het internet kwam ik bij La Verna: ‘Assisireis, in de voetsporen van Franciscus en Clara’. Mijn voorstel om mijn man 5 zo’n pelgrimsreis te laten maken, zei hem niets. Maar hoe meer ik erover las, hoe liever ik zelf wou gaan. Ik dacht er heel lang over na en besefte steeds meer: ik wil die pelgrimsreis zelf maken, dit is iets voor mij. Ik sprak erover met een paar mensen en ik kreeg positieve feedback. Ik schreef me als allerlaatste in en organiseerde alles thuis, zodat ik met een gerust hart kon vertrekken.

Ik heb er de tijd van mijn leven gehad! Ik kon mezelf zijn, ik heb kunnen vragen, ik mocht me kwetsbaar opstellen, ik werd geaccepteerd zoals ik ben. Dat was voor mij helemaal niet evident.
Deze reis heeft mijn groeiproces een enorme boost gegeven. Zelfs mijn keelblokkade genas. Voordien kon ik slechts een paar woorden na mekaar zingen en dan kwam er niets meer uit. Nu kon ik zingen. En ook dansen. Héérlijk! Ik werd liefdevol aangeraakt. Het was op alle fronten goed en voedend. Ik had de inspiratie om elke dag de klankschaal vast te nemen en zinvolle dingen te vertellen. En ik werd gehoord!

Weer thuis voelde ik en zei ik ook: “Ik wil niet terug naar vroeger!” De eerste weken was ik vermoeid, maar ik leefde op wolkjes en zette stappen om mezelf te ontplooien. Ik ontdekte een aantal zaken die ik al lang wou in mijn leven, maar die ik verdrongen had. Ik wou meer contact met mensen. Dat had ik lang vermeden uit angst voor confrontaties, maar nu voelde ik hoe de aanwezigheid van de reisgenoten mij had gevoed en deugd had gedaan en het smaakte naar meer.
Ik realiseerde mij ook dat ik niet de zorgen van de ganse wereld op mijn schouders moest nemen. Ook mijn bezorgdheid over het leven van mijn partner mocht ik loslaten. Ik kon de verantwoordelijkheid om hem gelukkig te maken loslaten en voelde me honderd kilo lichter! Een loodzwaar pak viel van mijn schouders.

In de maanden daarna nam ik deel aan verschillende activiteiten van La Verna. Ik genoot ervan, en zeker ook van de attente aandacht die ik er kreeg. Ik mocht er zijn, ik werd gezien en ik kon dit ontvangen. Op die manier kon ik genezen van wat ik had gemist. Misschien ben ik bij bepaalde mensen een grote zuignap geweest, maar het was oké, ik werd niet afgewezen. Ik kreeg de tijd om, zolang het nodig was, te genieten van warme aandacht voor mij, tot ik er zelf van doordrongen werd en dit aan mezelf kon geven. Zo ervaarde ik dat het licht ook in mij zit, dat ik waardevol ben en dat ik mezelf niet steeds met het vermanende vingertje moet toespreken.

Daarbij kwam ik ook tot het inzicht dat het moeilijk is om een ander erkenning te geven zolang je jezelf miskent. Nu besefte ik dat ik eigenlijk al die tijd had miskend wat er leefde in mijn partner en dat ik hem te weinig ademruimte had gegeven. Soms antwoordde hij op een vraag van mij met ‘ik kan je dit niet geven‘, maar tot dan kon ik dit antwoord niet aanvaarden. Het gaf me het gevoel tegen een muur aan te lopen en ik probeerde er met mijn goede wil, met mijn wilskracht en mijn bulldozermentaliteit doorheen te komen. Het lukte niet: ik had geen impact op de zijnswijze van mijn partner, integendeel het versterkte gewoon zijn manier van zijn en zo bleef ik op mijn honger zitten… Nu werd ik verplicht om naar binnen te kijken, een andere weg in te slaan en te ervaren dat het oké was om je soms machteloos te voelen, om het soms niet te zien zitten… Ook naar mijn kinderen toe begon ik aan een grote inhaalbeweging. Ik leerde steeds beter luisteren en voelen wat er echt bij hen speelt.

Ik mag zeggen dat ik nu heel bewust tracht om te gaan met de aanwezige miskenningsvormen in mijn leven, ik probeer er iets aan te doen. Ik moet wel alert blijven want ze komen soms weer piepen.
Bij dat alles is er nog een nieuw besef gekomen: de mensen die mij in mijn leven miskend hebben, zijn uiteindelijk leermeesters voor mij geworden. Ze hebben mij aangezet of zelfs verplicht om de weg naar binnen te gaan en op een andere manier naar mijzelf, naar hen en naar het leven te kijken. Ik had dit alles nodig om hier te kunnen staan. Het is geen gemakkelijke weg geweest, het was vaak heel moeilijk, maar ik voel tegelijk een grote dankbaarheid.

Graag wens ik jullie allemaal erkenning toe in die aspecten van jullie leven waarin je je nog miskend voelt. Ik hoop dat er vanuit mijn getuigenis ook een lamp mag gaan branden die zegt: ja, dat is het, daar herken ik me in, dat is een sleutel die ik aangereikt krijg. Ik wens jullie ook toe dat je lieve mensen op je weg mag tegenkomen, die op een zachte manier, met het hart op de juiste plaats dat plekje in je kunnen raken waar jij gekwetst of gewond bent geweest, zodat je geneest…