Edward
Viering 16 februari 2014

Het verhaal van Jozef, de dromenkoning

Deze viering over dromen begin ik met het verhaal over Jozef, de dromenkoning. Een eeuwenoud verhaal dat onder meer in het Oude Testament is terug te vinden, maar ook deel uitmaakt van de Tenach en de Koran. Het is dus een religie-overstijgend verhaal over dromen en tot op heden actueel. Ik vertel een vrije versie.

Jozef is een zoon van Jacob en hij heeft elf broers. Hij en zijn jongste broer Benjamin zijn de twee lievelingszonen van Jacob omdat zij de zonen zijn van zijn overleden lievelingsvrouw.
Ze leven in Kanaän, ten noorden van Egypte.

Jozef is een speciale jongen. Hij is altijd enthousiast, droomt veel, gaat huppelend door het leven en draagt altijd dezelfde opvallende mantel, die alle kleuren van de regenboog bevat. Zijn broers zijn jaloers en kunnen zijn dromen en enthousiasme niet verdragen. Ze benijden hem ook om zijn goede band met hun vader.
“Jozef,” zeggen ze altijd, “zo gaat dat niet, hé! Snap je dat dan niet? Hoe komt het dat je dat niet snapt? Met die dromen van jou, geraak je nergens!”
Ze vinden hem een zeer naïeve jongen.
Jozef, die het natuurlijk niet leuk vindt dat zijn broers hem niet begrijpen, laat zich echter niet van de wijs brengen. Meer zelfs, hij blijft er openlijk voor uitkomen dat hij dromen heeft.
Op een nacht heeft hij een heel bijzondere droom waarin zijn broers voor hem buigen als graan in de wind. Hij is ervan overtuigd dat dromen uitkomen en dat zijn broers ooit effectief voor hem zullen buigen.

Jacob vindt zijn zoon bijzonder. Hij heeft het gevoel dat die dromen van Jozef effectief iets willen zeggen. De broers vinden de droom vooral arrogant. Ze willen Jozef dan ook een lesje leren. Hem tonen dat de realiteit zo niet in mekaar zit. Eerst gooien ze hem in een put en later verkopen ze hem als slaaf. De jas van Jozef besprenkelen ze met bloed en brengen ze naar Jacob. Die denkt dat zijn lievelingszoon is verscheurd door wilde dieren en zakt in een diepe rouw.
Intussen wordt Jozef in Egypte als viriele, jonge slaaf verkocht aan een topambtenaar. Hij blijft zijn enthousiasme behouden, ondanks het feit dat hij nu niet bepaald gehoopt had slaaf te worden. Zijn enthousiaste levenshouding werkt zo aanstekelijk dat de vrouw van de ambtenaar zich sterk tot hem aangetrokken voelt. Jozef wijst haar avances echter af. Die afwijzing door een slaaf vindt ze heel beledigend en ze beschuldigt Jozef van verkrachting, waarna hij in de gevangenis belandt.
Daar neemt Jozef opnieuw de leiding. Hij maakt er het beste van, ook al voelt hij bij momenten echte wanhoop. Dit kan toch niet de bedoeling zijn van zijn leven?
De jaren gaan voorbij…

Op een gegeven moment heeft de Farao van Egypte een vreemde droom. In die droom komen zeven koeien, zo dik als nijlpaarden, uit De Nijl. Zij worden gevolgd door zeven magere koeien, je kan er dwars door kijken. Zij eten de dikke koeien op, maar blijven even schriel en sterven.
De farao vindt het een verschrikkelijke droom en hij denkt dat deze iets wil zeggen. Niemand heeft een verklaring. Op een gegeven moment is er echter een man die zich Jozef herinnert, want hij heeft nog met hem in de gevangenis gezeten. Jozef had toen op basis van zijn droom voorspeld dat hij ooit in ere hersteld zou worden en zou vrijkomen en dat was ook effectief gebeurd.
Meteen wordt Jozef uit de gevangenis gehaald en bij de farao ontboden. Hij verklaart de droom: “De dikke koeien staan voor zeven goede jaren met schitterende oogsten. De schriele koeien staan voor zeven vreselijke jaren van mislukte oogsten en grote hongersnood.” Jozef geeft onmiddellijk ook een mogelijke oplossing: spaarzaam zijn met de oogsten in de goede jaren en de overschotten opslaan in silo’s.
De farao voelt aan dat de droomuitleg wel eens zou kunnen kloppen. Hij beslist Jozef aan te stellen als onderkoning, als beloning, maar ook om het beheer van de oogsten in goede banen te leiden.

En effectief, na zeven vette jaren volgen zeven magere jaren. Door de graanvoorraad heerst er echter geen hongersnood in Egypte, maar wel daarbuiten. Zo ook in Kanaän. De zonen van Jacob zijn ten einde raad en de familie lijdt grote honger. Maar Jacob zegt: “Zit niet bij de pakken neer, doe iets! Ga naar die wonderkoning in Egypte, waarvan we gehoord hebben. Neem al onze bezittingen mee en koop er graan.”
De zonen willen eigenlijk niet gaan smeken bij een ander, maar ze hebben geen keuze en vertrekken. Ze komen aan bij Jozef, zonder te weten dat de wonderkoning hun broer is. Jozef herkent hen echter onmiddellijk. Hij is geëmotioneerd, maar kan het verstoppen. Hij heeft gemengde gevoelens: aan de ene kant wil hij hen helpen, aan de andere kant verdienen ze ook wel een straf, maar hij wil hen vooral niet kwijt.

De broers krijgen het graan en maken zich klaar om naar huis terug te keren. Maar Jozef, die dus zijn broers niet kwijt wil, verstopt een zilveren drinkbeker in de graanzak van zijn jongste broer Benjamin. Vervolgens laat hij zijn bewakers de mannen tegenhouden. De drinkbeker wordt ontdekt en ze worden allemaal voorgeleid bij Jozef. “Jullie zijn dieven!” roept hij uit. De broers proberen hem te overtuigen van hun onschuld. Maar Jozef houdt voet bij stuk en zegt dat Benjamin omwille van de diefstal gedood moet worden.
Op dat moment doen de broers iets wat hij niet had verwacht: ze vallen op hun knieën, buigen voor hem en vragen hem niet nog een broer te doden. “We zijn al een broer verloren. Neem ons niet nog een broer, en onze vader niet nog een zoon, af!” smeken ze. “Dood mij in de plaats,” roept een van hen.
Jozef is enorm geraakt door deze broederliefde en begint hartstochtelijk te huilen. Hij ziet ook dat zijn droom van lang geleden werkelijkheid wordt: de broers zitten gebogen als graan voor hem. Nederig, klein, wanhopig.
“Ik ben het, jullie broer, Jozef!” roept hij door zijn tranen heen. De broers zijn op hun beurt met verstomming geslagen. “Jozef,” roepen ze, “je leeft! Wat zal vader gelukkig zijn.”
Jacob die het goede nieuws hoort, kan niet wachten om zijn zoon terug te zien. Hij wist het. Hij voelde het, dat Jozef niet zomaar kon verdwenen zijn. Hij wist dat zijn zoon nog een cruciale rol zou spelen. Hij is door het dolle heen.

Het leven zoals het is

Het was voor mij een hele uitdaging om na te gaan of er in mij ook ‘een Jozef’ schuilt.
Wat maakt mij enthousiast? Heb ik ook een levensdroom, een missie?
Als ik me deze vragen stel, komt er bij momenten veel onzekerheid naar boven.
Ben ik tot nu toe iemand geweest die enthousiast in het leven kan staan en die in zijn dromen gelooft? Niet makkelijk te beantwoorden…

Toen ik 18 was, ging ik naar de psychologe op school en zei dat ik niet wist wat ik wilde studeren. Ik wou het wel graag weten en was benieuwd of zij mij hierbij kon helpen. Ze zei: “Laat de dingen uit jou komen, Edward. Laat de emoties komen. Maak contact met je gevoel, zelfs al is het woede of verdriet.”
Het leek me nogal raar en het lukte mij niet om op die manier een keuze te maken.
Uiteindelijk hakte ik de knoop door en koos voor rechtenstudies, onder andere omdat ik wist dat die studierichting mij niet helemaal zou opslokken en mij de kans zou geven mijzelf te ontplooien.
Ik leerde het maatschappelijk systeem grondig bestuderen en kritisch benaderen.

Na mijn studies besloot ik mijn stage als advocaat aan te vatten. Op mijn eerste dag ging ik samen met mijn stagemeester een geesteszieke bijstaan. Ik zag de waarde van onze aanwezigheid. Toen mijn stagemeester nadien vroeg wat ik ervan vond, zei ik: “Leuk.”
“Leuk?” vroeg hij. Het was duidelijk niet het antwoord dat ik geacht werd te geven.
Mijn eerste pleidooien waren vrij stuntelig. Ik kon het zo moeilijk zeggen, kreeg het niet op een rij en werd geconfronteerd met een tegenpartij die mij constant tegensprak. Het systeem, de rechtbank, stelde mij kritische vragen en oordeelde over hetgeen ik geponeerd had. Het werd mij al snel duidelijk dat het een harde wereld was. Ik voelde me ook vaak gefrustreerd omdat ik niet al mijn punten naar voor had kunnen of durven brengen. Als assertiviteitscursus kon dit wel tellen. Een echte uitdaging. ‘Leuk’ verdween naar de achtergrond.

Na enige tijd werd ik vrij goed in mijn vak. Na anderhalf jaar zette ik mijn stage verder in een groter kantoor, een van de grootste advocatenkantoren van Gent, en uiteindelijk werd ik zelfs vennoot in een nieuw kantoor, opgericht samen met een van de vennoten die zich afscheurde. Ik kreeg er de vrijheid mijn eigen accenten te leggen in de dossiers, zodat ik voelde op mijn manier het verschil te kunnen maken en mij professioneel vanuit mezelf te ontwikkelen.
Na een paar jaar echter begon mijn aandacht te verschuiven van: ‘Wat zijn mijn professionele mogelijkheden?’ naar: ‘Wie ben ik eigenlijk en wat wil ik privé?’ Ik voelde namelijk dat ik niet echt in verbinding was met mijn diepere essentie, dat ik die niet kende, niet durfde exploreren.
“I knew all the rules, but the rules did not know me,” zingt Eddie Vedder en ik herkende dit.

Eigenlijk durfde ik nauwelijks stil te staan bij mijn diepste innerlijke verlangens en dromen. Ik had ze voor een groot stuk weggeduwd. Toch begon ik aan dit proces, hetgeen werkelijke doodsangsten naar boven bracht, maar ook vreugde.
Na verloop van tijd en na vele inspanningen transformeerden mijn angsten zich in een aanvaarden van mijn diepste zijn, mijn identiteit. Ik kwam in contact met mijn diepe innerlijke verlangens. Het betekende een andere manier van leven. Bewuster en leuker.

Ik zocht een nieuw evenwicht tussen mijn privéleven en mijn professioneel leven. Ik werkte wat minder en had minder stress. Soms kwam ik fluitend aan op het kantoor, tot grote frustratie van de vennoten, die mijn nieuwe meer relativerende houding niet echt apprecieerden. Ik voldeed niet meer aan de verwachtingen en ze zeiden plotsklaps dat ik geen vennoot meer kon blijven. Het was een donderslag bij heldere hemel.
Tot op heden heb ik het gevoel dat het vooral mijn teruggewonnen levensenthousiasme was dat mijn vennoten het meest tegen de borst stootte, hoewel zij dit ongetwijfeld zouden tegenspreken.

Het was een pijnlijke ervaring, maar ik koos ervoor niet in het gevecht te gaan en vond vrijwel onmiddellijk een ander kantoor waar ik kon werken. Daar besloot ik al vrij snel om het anders aan te pakken door met iedereen, advocaten en secretarissen, apart te gaan lunchen en hen hierbij te vertellen dat ik homo was. Deze mededeling maakte de weg vrij om ook in een professionele context gewoon mezelf te zijn, in alle openheid, waarbij mijn geaardheid uiteraard slechts één facet was. Dat was een nieuwe stap in de realisatie van mijn droom: ik kon professioneel naast advocaat ook gewoon Edward te zijn. Door die openheid werd ik er als mens sterk geapprecieerd.

Niet meer overheerst door de schrik mezelf te zijn, zorgde mijn openheid ervoor dat ik ook andere vragen aan mezelf durfde te stellen.
Wat wil ik professioneel? Is een carrière als advocaat in het ondernemingsrecht hetgeen ik echt wil? Is dit voldoende voor mij?
Het was een mooi kantoor, ik had toffe collega’s, de dynamiek die ontstaat op plaatsen waar veel jonge mensen samenwerken gaf (en geeft) mij veel voldoening. En toch… ik voelde onvoldoende tevredenheid over de inhoud van mijn werk.
Ik besloot om mijzelf ook inzake mijn professionele keuzes binnenste buiten te keren. Opnieuw niet evident.
Ik voelde dat ik de dingen echt vanuit mijn eigen ‘unieke ik’ wou laten komen, vanuit mijn diepste professionele verlangens, en dat ik die dus eerst naar mijn bewustzijn moest brengen.
Ik stelde vast dat het voor mij niet ging over het opzoeken van de pure fun, maar wel om échte tevredenheid en voldoening omtrent hetgeen ik in het leven zet.

Begeleid door een coach besefte ik dat ik mensen wou helpen bij de dingen waarmee ik zelf zo geworsteld had, bij de diepe innerlijke processen, en dat ik zelf ook mensen wou gaan coachen.
Zo kwam het dat ik in de zomer van vorig jaar voor de eerste maal assistent was van mijn moeder tijdens de driedaagse van La Verna met als thema ‘Dichter bij je hart en missie’. Ik voelde de voldoening in het mogen geraakt zijn, de ontroering door de verhalen van de deelnemers. Achteraf kreeg ik heel wat waarderende feedback van hen. Het gaf mij het gevoel meer bezield in het leven te kunnen staan.

Inmiddels startte ik twee opleidingen rond coaching, naast mijn activiteit als advocaat.
Op 31 december vorig jaar stopte ik op het kantoor waar ik werkte. De vennoten vonden me een goede advocaat, ze apprecieerden me, maar vonden dat ik meer voor mijn job diende te gaan. Door het feit dat de keuzes die ik gemaakt had echt van binnenuit waren gekomen, was het voor mij echter onmogelijk om, in mijn ogen, die stap terug te zetten. Ik was tevreden met mezelf, met de manier waarop ik professioneel mijn weg zocht in evenwicht met mijn privéleven. Ik deelde dan ook aan de vennoten mee dat ik mijn professionele attitude niet opnieuw zou veranderen om in het plaatje te passen, zoals zij hadden gevraagd. Het betekende het einde van de samenwerking.
Meer dan ooit voelde ik dat ik echt op weg was, op mijn pad, en dat ik het kantoor vaarwel kon en mocht zeggen. Ik had en heb er vertrouwen in dat dit oké was.

Ook het leven van Jozef liep niet bepaald over rozen, integendeel. Het was bij momenten een eenzaam en moeilijk leven. Maar dat deed in essentie geen afbreuk aan zijn geloof in zijn droom.›

De droom zoals hij is

Wat is mijn droom nu eigenlijk? Wat is mijn levensdroom? Is er sprake van een onderstroom die doorheen mijn leven kabbelt en verder zal kabbelen? Een onderstroom die me bij mijn keuzes geïnspireerd heeft? Kan ik zo een droom ontwaren die ik als kind al had? Kan de versterking van mijn bewustzijn rond deze droom mij helpen in het maken van verdere keuzes in mijn leven?

Het eerste wat naar boven kwam toen ik hierover reflecteerde, was het feit dat ik als kind zei dat ik jeugdrechter wou worden.
Maar van waaruit was dit idee ontstaan? Dat kon ik me veel moeilijker herinneren. Daarom probeerde ik contact te maken met het kind in mij, aan de hand van een foto van toen ik zeven jaar was.
Als ik daarnaar keek en kijk, zie ik eerst en vooral een begripvolle jongen. Dat begrip zie ik nog steeds in zijn ogen. Op momenten dat ik het moeilijk heb, kijk ik soms opnieuw naar die foto en dan zie ik die jongen denken: het is oké, laat het zijn, ook al is het niet evident.
Ik zie ook een eerlijke jongen, rechtvaardig, met het hart op de juiste plaats. Ernstig en plichtsbewust. Een jongen die zichzelf op kamp pas toeliet in slaap te vallen als hij wist dat alle andere kinderen sliepen.
Het is een gevoelige jongen. Een jongen die heel genuanceerd denkt. Iemand die van jongs af de mensen en de dingen langs verschillende kanten kon bekijken. Onbewust wist hij toen al dat hij zelf ook anders was dan de anderen.
Ik stond ook bekend voor mijn glimlach. Ik kon gemakkelijk het positieve zien.
In het vierde leerjaar kreeg ik de naam ‘Edouard den babbelaar’. Ik babbelde graag en veel. Communicatie was van groot belang voor mij.

Ik vroeg me nog meer dingen af. Waardoor werd dit kind geraakt? Wat roerde en ontroerde hem?
Ik herinner me twee zaken: een boek en een film.
Het boek heeft de titel ‘Zes maal één is zeven’. Het gaat over een tocht van zes probleemjongeren die samen, naar aanleiding van een alternatieve sanctie van een jeugdrechter, op pad worden gestuurd om zichzelf terug te vinden. Daarbij ontwikkelt de groep zich als een zevende entiteit. Het raakte mij diep hoe deze getormenteerde jongeren tijdens hun tocht weer voeling kregen met hun eigen ik en hun verlangens, en hoe ze elkaar daarbij ondersteunden.

De film is ‘After the promise’, een vrij eenvoudige film. Hij verhaalt hoe kinderen door de jeugdzorg worden weggehaald bij hun vader, naar aanleiding van de dood van hun moeder, en hoe zij totaal mismeesterd worden in de instellingen waar ze geholpen hadden moeten worden. Ook dat raakte mij diep.
Naar aanleiding van deze viering heb ik het boek opnieuw gelezen en de film opnieuw bekeken. Het trof mij dat zij mij nog steeds ontroerden.

Mijn levensdroom haal ik hieruit: uit hoe ik was, en uit wat mij roerde.
Mijn droom kan ik formuleren als: het willen meewerken aan een rechtvaardige maatschappij, met respect voor eenieder. Ieder recht doen, respecteren, eren, laten uitblinken. De ander fundamenteel begrijpen, zijn pijn en zijn vreugde, hem zeggen dat het oké is zoals hij is en hem helpen bij het zich bewust in de wereld zetten.
Het idee van jeugdrechter worden, ontstond daaruit, want toen was ik ervan overtuigd dat die al het kwaad dat aan kinderen wordt aangedaan, kon wegnemen.
Mijn beslissing destijds om advocaat te worden was ook gebaseerd op die droom, besef ik nu. Het was mijn plan om voornamelijk in het strafrecht te gaan, maar mijn ego bracht mij vooral bij andere rechtstakken. Ik wou onmiddellijk bij de succesvolle mensen behoren en niet zomaar een advocaat  zijn. Het zorgde voor een mooie ontwikkeling, maar ik moest ook durven toegeven dat ik hierdoor wat verder af stond van de kern van mijn droom, omdat het moeilijker is de mens achter de economische belangen echt recht te doen.

Over dit alles getuigen, is een nieuwe stap in de realisatie van mijn droom. Ik droom ervan jullie te stimuleren om zelf ook verdere stappen te zetten bij de realisatie van jullie eigen dromen.
Dit doen, hier spreken, mijn droom laten zien, is kwetsbaar. Door de kwetsbaarheid ervan had ik het tot op heden moeilijk om mijn droom echt naar mijn bewustzijn te brengen omdat hij dan meer gekwetst kan worden (en zal worden). Misschien heb ik er ook wel mee gewacht om hem naar buiten te brengen tot ik de kracht had hem te beschermen.

Ik was van jongs af stil en bang omtrent mijn droom en ik deed vooral wat van mij verwacht werd. Ik nam de plaats in die ik kon krijgen. Dat leek veiliger.
Mijn genuanceerd zijn, het begrip voor anderen, zorgde ervoor dat eigen levenskeuzes maken en luisteren naar eigen verlangens moeilijk was. Deze focus op de nuance, op het begrijpen van anderen, had dus een echte schaduwzijde die doorheen mijn jeugd steeds groter zou worden. Totdat hij op de leeftijd van 28 jaar zo groot werd dat ik niets anders kon doen dan mijn eigen persoonlijke droom en mijn verlangens onder ogen zien. Het was hoog tijd om ze niet langer te relativeren. Het begrip, het gevoel voor nuance ten opzichte van mezelf en ten opzichte van anderen, had zijn maximum bereikt. Het was tijd om mijn schaduw te doorleven en te kijken naar mijn seksualiteit, mijn ouder-zoon relatie, mijn professionele stellingname in samenwerkingsverbanden, en om te leren luisteren naar mijn lichaam.
Bij momenten was er schaamte in dit proces. Niet meer per se altijd de ander tot zijn recht laten komen, maar ook mezelf. De ander durven teleurstellen. Dit moest ik eerst leren alvorens ik mijn droom echt kansen kon geven en mensen kon begeleiden in het realiseren van hun dromen. Want als ik mezelf niet echt naar waarde kon schatten en mij louter professioneel zou richten op het helpen van de ander, zou dit contraproductief werken. Mijn eigen onderdrukte verlangens zouden me verteren van binnenuit. Zo voelde ik het.

Zoals de jonge Edward naar mij kijkt, zo kan ik inmiddels ook kijken naar anderen. Dat heb ik ondervonden in de workshops die ik volgde en die ik mee mocht begeleiden als assistent.
Het was voor mij een zeer aangename ervaring. Ik voel dat mijn droom zich zo realiseert, met alle mogelijkheden én alle moeilijkheden die erbij horen.
Dat stemt mij hoopvol voor de toekomst.

Ik besef nu dat de start vanuit mijn innerlijk proces noodzakelijk was om mij professioneel met coaching en bemiddeling te kunnen bezighouden, hetgeen ik nu écht vanuit mijn hart kan doen. Ik durf mijn ego steeds meer los te laten en mij dienstbaar op te stellen voor de juiste waarden. Ik zou zelfs durven zeggen dat ik op mijn manier het vaderschap tracht op te nemen.

Sinds begin dit jaar heb ik mezelf wat rust gegund. Vanuit die stilte en rust kan de onderstroom gemakkelijker naar boven komen.
Ik heb nog vele ideeën. Zo zou ik me onder andere ook op jongeren willen richten en hen helpen hun weg te vinden. Maar hoe alles zich verder zal concretiseren, weet ik niet. Dat heeft het leven voor mij nog in petto. Ik kijk ernaar uit.

Daarnaast heb ik gemerkt dat ook het kunnen genieten van het alledaagse voor mij belangrijk is. Het lukt me beter als ik ook met mijn levensdroom bezig ben. Maar het is dus echt een evenwicht, ik heb de twee nodig. Eens goed lachen met mijn vrienden, eens lekker onnozel doen, samen met mijn familie op het balkon van het Capitole in Gent staan juichen voor Herman Van Veen, eens goed gaan dansen, zingen met mijn vader en zus, een knuffel, een uitroep, … die dingen zijn eveneens belangrijk.

Omringd zijn door de juiste mensen is hierbij ook kostbaar. Ik wil jullie dan ook danken dat ik hier mag spreken.
Het is door de steun van vrienden en familie dat ik mijn levenskeuzes kon en kan maken en kan terugkeren naar zuiverheid en puurheid met betrekking tot mijn droom.

‘Chase, create, live and cherish your dreams!’

De droom,
de eigen onderstroom
bedolven, vergeten, verlaten,
bang voor het ontwaken
omdat dan de waarheid wordt gehoord.

De droom,
uniek, kwetsbaar,
de drijfveer van binnenuit.
Hoe zou het zijn?
Mag hij zijn? 

De droom,
gaan voor jouw missie,
naast het zoeken, ook het vinden,
de eeuwige strijd niet opgeven.
Het volle leven en
de werkelijke vreugde vinden.