Toen we aan Lieven Ostyn vroegen om een getuigenis te geven voor de rubriek ‘medewerker in de kijker’, stelde hij voor om drie levensverhalen op te nemen. We delen ze graag met jullie.
De neurochirurg als leermeester
Soms zijn mensen zenmeesters of engelen zonder het te beseffen. Zo’n inspirerende figuur ontmoette ik in 1983. Ik was derdejaarsstudent geneeskunde en studeerde via de Examencommissie. Ik werkte toen deeltijds als economist en kon daardoor de lessen niet volgen. De cursussen bekwam ik door kopieën te maken van notities van enkele studentinnen die tien jaar jonger waren dan ik. Maar de interessantste informatie over de proffen en de examens kreeg ik van Dimitri. Hij dubbelde zijn jaar en ik ontmoette hem meestal op café. Daar vertelde hij me welke vragen op het examen het meest gesteld werden (ik heb die vragen helaas nooit gekregen) en voor welke professoren ik op mijn hoede moest zijn. Tijdens één van die cafégesprekken raadde hij mij aan om de eerste klinische les van de opleiding te volgen omdat die volgens hem heel interessant was. Ik zei hem dat dit niet kon omdat ik met mijn statuut de lessen aan de faculteit niet mocht volgen. “Volg dat toch in het zwart,” zei hij me samenzweerderig “niemand zal je herkennen.”
Daar stond ik dan, tussen een vijftal jonge studenten, bij het begin van die bewuste les in één van de vele gangen van het UZ, dienst neurochirurgie. Iedereen had een kraaknette witte jas aan, behalve ik. Ik schaamde me omdat ik zo opviel: tien jaar ouder en geen jas aan. De prof arriveerde en vroeg ons om hem te volgen. Hij keek verbaasd naar mij en vroeg me wie ik was en wat ik kwam doen. Ik zei dat ik gehoord had dat het een inspirerende les was, die ik ondanks mijn statuut toch graag had gevolgd. Er verscheen een glimlach op zijn gelaat die hij echter snel onderdrukte. “Kom, volg mij,” zei hij kort. De deuren van de ziekenkamer zwaaiden open en we gingen binnen in een grote ruimte met een tiental bedden. Hierin lagen vooral jonge mannen met een hoofdverband. Ik voelde me even terugdeinzen, ‘neurochirurgie… die patiënten hebben wellicht een hersentumor gehad’ flitste het door mijn hoofd. Ik vond het een dramatisch beeld en merkte op dat mijn collega-studenten ook aangedaan waren. “Wat zal die prof nu doen?” vroeg ik me af.
Hij stapte naar het eerste bed en ging rustig zitten. Ik merkte dat hij ging zitten alsof hij alle tijd had voor de patiënt. Deze laatste begon zachtjes te praten. De prof was volledig voor hem aanwezig. Voor het eerst zag ik iemand die écht luisterde. Lang geleden had ik als marketingspecialist enkele trainingen in communicatie gevolgd, maar hier was er iets anders, iets veel diepers aan de gang. Toen de patiënt stopte met praten, hoorde ik hoe de prof hem enkele eenvoudige raadgevingen gaf. Hij nam even zijn hand vast en toen zag ik plots een glimlach verschijnen op het verkrampte gelaat van de zieke. Ik begreep dat hier tussen die twee mensen iets bijzonders was gebeurd. De prof en de studenten begaven zich reeds naar het volgende bed, maar ik kon het niet laten nog eens om te kijken naar de eerste patiënt. Hij zag mijn nieuwsgierigheid en knipoogde naar mij. Ik voelde me betrapt, maar even hadden we een intens contact.
Bij het tweede bed was ik opnieuw getuige van hetzelfde ritueel: zitten, luisteren, bemoedigen, hand vastnemen. Nooit had ik twee mannen gezien die dit soort intiem contact met mekaar hadden. En opnieuw die ontspanning in het gelaat van de patiënt… Hoe zou die neurochirurg dat voor mekaar krijgen? Hoe kan hij zo rustig en geduldig zijn, ondanks zijn drukke bestaan van opereren, assistenten opleiden, publiceren, colleges geven? En vooral : hoe kan hij de emotionele belasting van zijn job aan: pathologie met slechte prognose? Al deze vragen flitsten door me heen.
Op het einde van het ‘toeren’ vroeg hij ons mee te gaan in de gang en stelde ons daar enkele vragen. “Wat heb je vandaag geleerd?” vroeg hij indringend aan een eerste student die wat onzeker antwoordde: “Ik heb geleerd dat de incidentie van hersentumoren vooral bij…” “Stop!” zei de prof. “Jij hebt vandaag niet veel geleerd;” “En wat heb jij geleerd?” vroeg hij aan de volgende. Opnieuw kwam er een wetenschappelijk antwoord dat door de neurochirurg onderbroken werd. “Jullie hebben vandaag blijkbaar weinig geleerd! Kom! Volg me.” Hij stapte door de gang en opende een deur die uitgaf op een grasperk.
Daar stonden we dan, op de groene oppervlakte, tussen twee grijze blokken van het UZ. Het was een mooie, zonnige dag. Voor ons stond een jonge boom in volle bloei en een vogel floot. De studenten keken vragend naar elkaar, maar ik voelde intuïtief dat er iets bijzonders zou gebeuren. Na een minuut die bijna een eeuwigheid duurde, zei de neurochirurg zacht: “Dit had ik jullie vandaag willen leren: carpe diem.”
Dit sloeg bij mij in als een bom. Wat een levenswijsheid! Wat een timing!
De neurochirurg kon het weten: hoeveel jonge patiënten had hij niet moeten loslaten ondanks de beste zorgen? De rest van de dag ben ik in een park gaan zitten op een bank. Ik wist met zekerheid dat ik die wijze les zou proberen toe te passen in mijn beroepsleven.
Wat ik op die stralende lentedag echter niet vermoedde, was dat ik vele jaren later workshops zou begeleiden met als thema ‘Een engel op je levenspad’. Die workshop is opgenomen in het programma van La Verna.
Meditatief boogschieten
Op mijn 43ste verjaardag kreeg ik een boog cadeau. In de tuin schoot ik enkele pijlen af en toen werd het mij ineens duidelijk dat het boogschieten een sterke metaforische waarde had. Iedere dag moeten we doelen bereiken: korte- en langetermijndoelen, persoonlijke en universele. Maar zelden staan we stil bij de manier waarop we onze doelen realiseren: dikwijls is het ten koste van ons lichaam, van de medemens en van de natuur. Als arts ben ik daar vele jaren getuige van geweest, hoewel het woord ‘stress’ toen nog taboe was en de term ‘burn-out’ nog niet in gebruik.
Ik besloot mijn dokterspraktijk af te bouwen om me volledig te kunnen toeleggen op bewustwording en meditatie en ontwikkelde een vorm van boogschieten waarbij mensen een direct inzicht werd geboden in hun functioneren. Maar niemand bleek geïnteresseerd. Alleen de bevlogen directrice van een gevangenis was bereid het een kans te geven. Ik herinner me dat ik zielsblij was toen ik met mijn geliefde bogen en pijlen de gevangenis binnenstapte. Maar even later kwam de ontnuchtering…
Het was mijn beurt. Ik voelde hoe de gedetineerden hun blik op mij richtten. Ze hadden net uitbundig geapplaudisseerd voor een collega die zijn pijl op slechts een tiental centimeter van de roos geschoten had.
Als begeleider beklemtoon ik altijd dat het resultaat weinig belang heeft: het gaat om de weg, niet om het doel. Maar ik besefte dat ik in deze situatie enkel op resultaat zou beoordeeld worden. Wat was ik toch naïef geweest om in de gevangenis een workshop ‘Meditatief boogschieten’ te begeleiden! Zou ik afgaan als een gieter? De kwebbelaar in mijn hoofd draaide op volle toeren. Toen ik de boog vastnam en de pijl onzeker in de pees klikte, werd ik mij ervan bewust dat er iets niet klopte. Enerzijds was ik bang dat men van mij verwachtte dat ik als begeleider beter zou schieten dan de vorige. Anderzijds wou ik onthecht zijn.
Ondanks de verwarring van mijn ego nam ik toch de tijd om de aandacht van het hoofd naar de voeten te verplaatsen en bewust te ademen. Mijn langdurige ervaring met meditatie bleek in die bedreigende situatie nuttig want het teveel aan spanning in armen en schouders nam af. Tegelijk kwam er een lichter gevoel in mijn hartstreek. “Dit zijn geen vijanden maar mensen zoals jij,” hoorde ik vanbinnen. Door te kijken vanuit het hart voelde ik mij veel opener en het denken stopte. Plots was er het besef dat ik mij totaal moest overgeven aan ‘het schot van het moment’.
Na een diepe ademhaling werd de boog – buiten mijn wil om, zo voelde het – krachtig opgespannen. De pijl flitste weg en vleide zich met een schurend geluid vlak naast die van de vorige schutter. Het resultaat was dus niet slechter, maar ook niet beter.
Er viel een lange stilte… ik voelde hoe een onzichtbare pijl zich vol vreugde in mijn hart had geplant. Ik keek naar de gedetineerden en zag voor het eerst glimlachende gezichten. De sfeer in de groep was, tot mijn verrassing, omgeslagen.
Het meditatief boogschieten kon beginnen…
De gedetineerden hadden mij ingewijd in de kunst van het boogschieten.
In de honderden workshops die daarna volgden, bleven de deelnemers mij inspireren om mijn methode verder te ontwikkelen en te verfijnen. Bij La Verna voelde ik mij tijdens mijn eerste workshop onmiddellijk thuis.
De kleine prins in de anatomieles
Sinds vele jaren ben ik docent anatomie aan de Levensschool. De studenten zijn volwassenen met heel wat levenservaring. Het is een school met een uitzonderlijke sfeer: een directie die vertrouwen schenkt, lesgevers die elkaar harmonisch aanvullen, studenten die zeer gemotiveerd zijn en die elkaar steunen. Bovendien biedt de abdij van Tongerlo, waar de school gevestigd is, een prachtig kader. Het menselijk lichaam vind ik fascinerend en het geeft mij grote voldoening als de studenten dat enthousiasme delen. Tijdens één van de anatomielessen kreeg ik een onverwacht inzicht…
Op een ijskoude winterdag gaf ik les in de kloosterzaal van de abdij. Door het venster zag ik hoe de binnenkoer door een dik sneeuwtapijt bedekt was. De studenten keken op dat moment naar een grote, anatomische afbeelding van het hart, omgeven door de beide longen.
Plots dacht ik terug aan een ervaring uit mijn jeugd. Toen ik zestien was, had ik een bevlogen leerkracht Frans die ons ‘Le petit Prince’ van Antoine de St.- Exupéry liet lezen. In dit merkwaardig boekje staat de uitspraak: ‘L’essentiel est invisible pour les yeux, il faut regarder avec le coeur.’ Ik was toen diep geraakt door die poëtische zin, maar ik begreep hem niet. In de periode van vijfenveertig jaar die hierop volgde, werd ik in bepaalde situaties, zoals in de abdij opnieuw herinnerd aan die raadselachtige uitspraak.
Toen de afbeelding van het hart voor mij verscheen, keek ik ernaar alsof ik ze voor de eerste keer zag. Weg waren mijn herinneringen aan het vak cardiologie, verdwenen was mijn kennis van rokerslongen en hartziekten. Ik zag het beeld in al zijn puurheid en verwonderd stelde ik vast dat de longen net twee witte, gevleugelde wezens waren die het roze hart teder omhulden. En toen begreep ik de fysiologie van het hart ineens vanuit een ander perspectief: bij iedere inademing worden de longen gevuld met lucht en geven ze daardoor een zachte massage aan het hart, bij iedere uitademing krijgt het hart alle ruimte en geniet het van zijn vrijheid…
We kennen allemaal het heilzame effect van massage op ons gespannen lichaam en de vreugde die we ervaren als we ons ervan bevrijd voelen. Ons dierbaar hart wordt immers enorm belast door de stress van het hectische leven. Maar nu zag ik de mogelijkheid om veertien maal per minuut mijn hart zacht te laten masseren en te bevrijden van zijn last. ‘Lightheartedness’ is het woord dat wellicht het best naar deze subtiele fysiologische toestand verwijst. Je geeft milde aandacht aan je hart via een bewuste ademhaling en daardoor creëer je een onbevangen openheid voor wat zich aanbiedt. Of zoals een zenmeester ooit zei: “Iedere ademhaling is vrede.”
De (meeste) studenten werden opvallend stil toen ik deze ervaring met hen deelde. Maar toen zei iemand schalks: “Misschien moeten we een nieuw vak introduceren op de Levensschool: Fysio-Poëzie!”
Bij La Verna wordt in het voorjaar van 2018 een workshop ‘Je immuunsysteem als bondgenoot’ gepland waarin het immuunsysteem op een meditatieve manier wordt benaderd.