Kristin Vanschoubroek
Viering 17 mei 2015

De ervaring van verbondenheid met alles wat bestaat, is voor mij mystiek. In alles wat bestaat, is een scheppende kracht aanwezig: in mensen, dieren, planten, kristallen, in onze planeet de aarde, … Alles is een expressie van het goddelijke en verlangt om tot bestemming komen.
Meer verbinding krijgen met die spirituele onderstroom, is de intentie van deze viering. Daartoe steken wij het licht aan.

Overgave aan jezelf en overgave aan het universum zijn in wezen één. Je hart openen voor jezelf en je overgeven aan wat leeft in jezelf, is een weg om je te kunnen overgeven aan alles wat bestaat.

Hoe komt een mens tot de ervaring van verbondenheid met alles?
Elke mens is anders, elk van ons kent een eigen en uniek levenstraject. Het is boeiend om elkaar daarin te beluisteren, want hoewel we verschillend zijn, kan iedere getuigenis iets doen oplichten in onze eigen ziel. Niet alles ontwikkelt zich in ons, maar in potentie is alles in ons aanwezig.

Ik ga iets vertellen over enkele eigen ervaringen. Want bij de voorbereiding van deze viering ontdekte ik dat het thema ‘mystiek en erotiek’ heel breed is en dat heel wat van mijn levenservaringen in dat thema thuishoren.

Verbinding met de natuur
Ik herinner mij een gestaltweekend dat ik lang geleden volgde, ik was begin dertig. Het weekend had als thema ‘seksualiteit en erotiek’. Het verwonderde mij dat we voor de eerste oefening de tuin werden ingestuurd met de opdracht ons te verbinden met de natuur. Hoe we dat wilden doen, dat mochten we zelf uitzoeken. Ik weet nog goed hoe ik een blad van een boom in mijn hand hield, heel bewust erover wreef, of eerder het blad zacht streelde, tot ik er leven in voelde, en hoe dat tegelijk het leven in mij opriep. Ik voelde een stroom van seksuele energie in mijzelf, die niet gericht was op een mens, maar die als een levensstroom in mij aanwezig was.

Die ervaring en nog vele ervaringen nadien maakten mij ervan bewust dat ook wij mensen ‘natuur zijn’. Net als in de natuur komen sommige mensen tot volle expressie en worden ze prachtige bloemen. Anderen worden als onkruid vertrappeld en krijgen geen kans. Sommige mensen moeten net als plantjes goed verzorgd worden om te kunnen blijven bestaan, ze zijn broos en een lichte wind kan hen doen knakken. Weer anderen groeien vanzelf, zonder dat er wordt naar omgekeken. Maar hoe we ook zijn of evolueren, we zijn allemaal een deel van de natuur. Allemaal zitten we in de cyclus van leven en dood.
Die natuur oordeelt niet. Of je lang of kort leeft, of je tot bloei kan komen of in de knop blijft zitten, het is wat het is. Daarom is de natuur zo helend, omdat we niets moeten bewijzen, omdat we gewoon kunnen zijn.

Dit brengt mij bij Franciscus. Hij heeft zich diep verbonden met de natuur. Hij genoot van de warmte en het licht van de zon, maar hij kroop evenzeer in kleine, vochtige en harde grotten. Hij genoot van (s)preken en van zingen en dansen, en drukte zo zijn vreugde uit. Maar ook ziekte en ongemak heette hij welkom, omdat ook dit bij de natuur hoort. Hij aanvaardde alles, meer nog, hij werd er één mee. In hem groeide een affectieve relatie met de allesomvattende werkelijkheid. In alles, zowel in vreugde als in pijn, zag hij de schoonheid van de Allerhoogste.
Toen hij ziek en blind was en verzorgd moest worden omdat hij geen kracht meer had, schreef hij het Zonnelied. Het werd een hulde aan alles wat leeft. In zijn innerlijke waren alle tegenstellingen opgeheven, ze hoorden bij elkaar en ze waren één geworden, zijn leven was één grote lofzang geworden.

Voor mij is het Zonnelied een mystieke tekst. Het is veel meer dan een romantische lofzang op de schoonheid van het leven. Ook de pijn en het conflict en de dood zijn erin opgenomen. Het gaat om een hulde aan de onvoorwaardelijke liefde die alle dualiteiten overstijgt.
Voor mij is het Zonnelied ook een erotische tekst. Erotiek als het verlangen naar vereniging, naar eenwording, het verlangen om niet langer afgescheiden te zijn, maar in eenheid en verbondenheid te leven.

Het verhaal van Franciscus heeft mij beïnvloed.
Ik moet denken aan een ervaring tijdens een reis door de woestijn vijf jaar geleden. Het was de eerste nacht dat we buiten sliepen, op een dun matje op een harde ondergrond. Ik voelde me slecht naar lichaam en ziel. Naar lichaam, want ik had al twee nachten niet geslapen en voelde me geradbraakt en had veel buikpijn. Naar ziel, want ik voelde me psychisch slecht. Ik wist niet wat ik op deze reis kwam doen en ik oordeelde over mijn keuze om mee te gaan. Mijn oudste dochter was net voor de reis bevallen en mijn tweede dochter stond op het punt om te bevallen. Ik verlangde zo om bij hen te zijn. Wat had mij in godsnaam gedreven om deze woestijnreis mee te maken?
Toen kwam Franciscus in mijn gedachten. Hij had ziekte en pijn verdragen, hij had geslapen op harde rotsen in vochtige krochten. Hij was ook ten prooi gevallen aan innerlijke conflicten. De verbinding met Franciscus troostte mij en stilaan voelde ik hoe ik mijn oordelen kon loslaten en mij kon overgeven aan de situatie waarin ik mij bevond.

Zielsvrienden
Een andere manier om tot de ervaring van verbondenheid met alles en allen te komen is de ontmoeting met zielsgenoten. Het kan een grote omwenteling in een leven betekenen als je iemand ontmoet in wie je je eigen ziel herkent. Of als je in een groep komt waarin je thuis kan komen.

Ik herinner mij de eerste keer dan ik iemand ontmoette met wie ik iets anders ervaarde dan wat ik tot dan toe had beleefd in ontmoetingen. Het was nieuw. Ik voelde mij gezien in mijn ziel. Ik was toen al lang gelukkig getrouwd met Peter en ik voelde mij diep verbonden met hem. Er waren ook onze kinderen en ook met hen voelde ik mij onlosmakelijk verbonden. En ik had vrienden.
Toch gebeurde er hier iets anders. De herkenning op zielsniveau werkte als een spiegel, een resonantie. In de ontmoeting met deze man leek dat wat ik verlangde iets vanzelfsprekends. Hij bevestigde wat ik voelde, ik hoefde er niet voor te vechten, ik hoefde het ook niet uit te leggen. En dit gaf mij vreugde. Ik kreeg de bevestiging van mijn verlangen en van de weg die ik ging.
De ontmoeting hielp mij om af te dalen in mijn innerlijke en er meer in thuis te komen.

Zolang er geen mensen zijn die ons echt bevestigen in onze ziel, in wie we zijn, zijn we toch maar alleen. Ja, ik had altijd wel een soort basisvertrouwen gehad, ik wist dat ik er mocht zijn, ik had een lijntje met hierboven, een verticaal lijntje.
Maar nu kon die verbinding zakken, meer in mijn lichaam komen. Ik voelde vreugde en dynamiek. Mijn lichaam vitaliseerde. Het verlangen in mij werd groter. Het kind in mij werd voelbaar.

Korte tijd later ontmoette ik een zielsvriendin. Ze nam mij zoals ik was, ze hield van mijn kleine kantjes, ze kon lachen om mijn gebreken en spanningen, om mijn ‘mijn best doen’. Ze deed het met humor. Ik voelde haar liefde. Ik was graag bij haar.

Nog later ontmoette ik een grote zielsvriend. Dat is nog anders dan een zielsverwant. Sommige mensen spreken van een tweelingziel, en zo heb ik het ook ervaren. Het ging om het zien van het goddelijke in de andere en het gezien worden in mijn eigen goddelijkheid, alsof je de twee gezichten bent van één en dezelfde werkelijkheid. Misschien is ‘goddelijkheid’ een begrip dat weerstand oproept, maar het is wel het woord dat bij die ervaring hoorde. Het heeft te maken met zien en gezien worden in je hoogste kwaliteit, in het mooiste van jezelf.
De ontmoeting met die zielsvriend is een van de meest ingrijpende gebeurtenissen in mijn leven geweest. Nu kan ik erover vertellen, vrij van emoties. Het is een doorleefde ervaring geworden. Maar ik heb jaren nodig gehad om dit gebeuren een plaats te kunnen geven. Eerst om het toe te laten, dan om mij te durven overgeven aan de liefdesstroom die erdoor gewekt werd in mijzelf. Tegelijk moest ik mij onthechten van de man die deze stroom op gang bracht. Het waren echt tegengestelde gevoelens. Alsof leven en sterven in elkaar overvloeiden: hechten en onthechten waren als twee tegengestelde krachten tegelijk in mij aanwezig.

Deze bijzondere ervaring kan je niet beperken tot een romantisch verhaal, hoewel romantische gevoelens er ook bijkwamen. Het was een beleving van in mijn diepste zijn herkend te worden, vanuit mijn diepste zijn lief te hebben en geliefd te worden… en zo contact te krijgen met de bron van liefde waaruit alles is ontstaan en waar alles zal naar terugkeren.

De grote kracht van die liefde riep tegelijk ook pijn op. Het was alsof ik rechtstreeks in mijn hart werd geraakt, waardoor alles wat daar bevroren aanwezig was, kon smelten. Opgeslagen kwetsuren kwamen boven en verlangden om geheeld te worden.
Dat smelten doet pijn. Alle illusies, alles wat aan het ego gebonden is, wordt weggemaaid. Men zegt vaak: liefde maakt blind. Op het vlak van de persoonlijkheid, het ego, is dat zo. Maar op het vlak van de ziel maakt liefde helderziend. Alle onbewuste stukken, alle opgeslagen kwetsuren, zagen nu het daglicht.

Ik had veel krachtige dromen in die tijd. De dood was er vaak in aanwezig. Het was alsof alles wat niet op liefde was geijkt, met een zeis werd afgemaaid. Alle verbindingen, al mijn relaties gingen door de molen. Alles werd tegen het licht van de waarheid gehouden.

Ik ging meer op mijn eigen grond staan. Mijn innerlijke kracht werd sterker. De afhankelijkheid in relaties verdween. Voordien had ik altijd gedacht: als ik Peter zou verliezen of een van onze kinderen, ik zou niet weten hoe ik dat te boven zou kunnen komen. Nu voelde ik mijn eigen scheppende energie die niet langer afhankelijk was van anderen.

Ik voelde dit lijfelijk: het was alsof ik mij verenigde met God, alsof ik lichamelijk doordrongen werd van goddelijke liefde. Dat klinkt misschien raar. En heel erotisch. En dat is het ook. Het was een zeer sterke lichamelijke ervaring. De energie in mijzelf zocht een weg, ik voelde vaak trillingen. De kundalini-kracht in mij werd wakker: een stroom van energie maakte alle chakra’s levendig. Het was soms alsof een bliksemschicht door mij heen ging. Lichaam en geest stemden zich op elkaar af.

Het was alsof ik verliefd was op het leven. Op alles. Ik kon vaak niet slapen van geluk: extase voelde ik. Mijn onschuld en mijn zuiverheid kregen de bovenhand op ‘mijn best doen’. Ik moest niet langer werken aan mijzelf, ik was goed zoals ik was, ik mocht mijzelf zijn. Dat is de grootste vreugde.

Ik kocht een kruisje met een steen in het midden. Het midden, daar was ik nu in thuisgekomen: daar waar God en mens elkaar ontmoeten en met elkaar samenvallen. Ik voelde mij waar de verticale en de horizontale dimensie elkaar kruisen.

Ik voelde die liefde aanwezig in alles wat ik deed. Ze gaf aan elke handeling betekenis en straling. Ik kon zo dankbaar zijn om kleine dingen: dat ik mijn kind naar de muziekschool mocht brengen bijvoorbeeld. Ik voelde dankbaarheid voor het meest eenvoudige dat je doet, dat je màg doen. Dienstbaarheid vraagt geen inspanning meer, je kan het gewoon niet meer laten.

Er was ook een ervaring van tijdloosheid. Ik kon zo aanwezig zijn in het nu dat tijd niet meer bestond. Het nu was de poort naar de oneindigheid, waar verleden, heden en toekomst samenvielen.
Ook de dualiteit werd opgeheven. Ik besefte dat goed en kwaad niet bestaan, dat er enkel is wat er is, zonder oordeel.
Ik werd mij er ook dieper van bewust dat er een onzichtbare werkelijkheid is, een onzichtbare hand die mij leidt, en dat ik mag vertrouwen, dat ik ‘ja’ mag zeggen op wat mij overkomt.

Die ervaringen hebben mij doen zoeken naar gelijkaardige verhalen. Ik heb in die tijd boeken en teksten gelezen over zielsverwantschap en over tweelingzielen om het gebeuren in mij een plaats te kunnen geven. En ik ontmoette vele verhalen over die thema’s. Ik las over Etty Hillesum en haar psychotherapeut Julius Spier. Ik las over Franciscus en Clara, over Moeder en Sri Aurobindo, over Rumi en Shams, over Henri Nouwen en zijn zielsvriend.
Er was ook het gekende Hooglied in de Bijbel, een verhaal over twee geliefden, wier liefde de afspiegeling is van de liefde van God, of van de liefde die ons allen met elkaar verbindt.
De liefde tussen tweelingzielen en de liefde voor God vallen samen.

Tijdens deze viering is er geen tijd om op deze verhalen in te gaan. Ik heb er één gekozen dat past binnen ons thema. Het is een tekst over Clara waarin één van haar dromen wordt verteld. Je zal de tekst niet zo gauw in de klassieke literatuur over Franciscus en Clara vinden, waarschijnlijk omdat hij zo erotisch is. De kerk heeft seksualiteit immers vooral gezien als een drift die beteugeld moet worden. Daardoor heeft ze ons een enorme kracht onthouden en ons vermogen tot extase sterk ingeperkt.

Het droombeeld van Clara over Franciscus
Vrouwe Clara vertelde dat het haar eens in een droomgezicht toescheen dat zij een kruik met warm water naar de heilige Franciscus bracht met een doek om de handen te drogen. Zij besteeg een hoge trap, dat ging zo gemakkelijk alsof ze over vlakke aarde ging. Toen zij bij de heilige Franciscus gekomen was, ontblootte deze heilige een deel van zijn borst en zei tot de maagd Clara: “Kom, neem en zuig.” Toen zij gezogen had, spoorde de heilige haar aan nog eens te zuigen; en terwijl zij zoog, was dat wat zij zoog zo zoet en aangenaam dat zij dit op geen enkele manier kon uitleggen.
Daarna bleef de ronde opening, de tepel van de borst waardoor de melk komt, tussen de lippen van de zalige Clara rusten. En toen zij dat wat in haar mond was blijven rusten in haar handen nam, scheen het haar als goud zo helder en lichtend dat zij zichzelf er geheel in zag als in een spiegel.
(Uit ‘Het proces van de heiligverklaring van Clara’)

Hoe kan je die liefde concreet uitdrukken?
Mensen kunnen op vele manieren de liefde als grond van het bestaan ervaren. Ik denk bijvoorbeeld aan bijna-doodervaringen. Mensen die dat hebben meegemaakt, getuigen van de liefde en het licht waarin ze thuiskwamen. Liefde is nog de enige leidraad die er in hun verder leven toe doet. Anderen ervaren die onvoorwaardelijke liefde bijvoorbeeld via gebed of meditatie.

Het is niet altijd gemakkelijk om een mystieke ervaring, van welke aard ook, een plaats te geven in je leven. Sommige mensen die zo’n ervaring meemaakten, weten er geen raad mee. Het is vaak een moeilijke weg om die liefde concreet te maken.

Want liefde vraagt uitdrukking. Liefde vraagt expressie. Je kan ze niet opgesloten laten in jezelf. Je kan eraan ten onder gaan als je ze niet kan uitdrukken. Ik denk aan een vrouw die haar zielsvriend ontmoette, er alles voor over had en haar huwelijk opgaf. Toen die man niet bereid was om hetzelfde te doen en koos om bij zijn gezin te blijven, werd de wanhoop van de vrouw zo groot dat ze zich van het leven benam. In menselijk opzicht is zo’n gebeuren een groot en heel pijnlijk drama. In spiritueel opzicht echter heeft die vrouw alles, ook haar eigen leven, gegeven voor wat voor haar het hoogste goed, de liefde, was.

Het is natuurlijk meestal niet alles of niets. Vaak gaat het om een proces met vallen en opstaan. En iedere mens heeft zijn eigen draagkracht, die daarenboven beïnvloed wordt door de omgeving.
Ik werd sterk geholpen door mensen rondom mij: er was de man zelf die mij op geen enkele manier aan hem wou binden, er was het begrip van Peter, er waren mijn kinderen. Ook mijn werk bood een sterk kanaal om met mijn liefde en groei aan de slag te gaan: elke mens die bij mij komt, heeft liefde en aandacht nodig, iedereen wil steun voor zijn persoonlijke groei. ‘Geef aan de mensen wat je zelf wil krijgen’; het werkte. Stilaan kon ik loskomen van mijn gehecht zijn, van mijn verlangen.

Zo kon een persoonlijke liefde, een liefde voor één mens, zich heel geleidelijk aan omvormen tot een meer universele, onpersoonlijke liefde, een liefde die vrij is en loskomt van persoonlijke sympathie, een liefde die probeert recht te doen aan het wezen van iedere mens.

Die krachtige liefde heeft geleid tot het oprichten van La Verna. Er was zoveel inzet en zoveel dienstbaarheid nodig om die droom te realiseren. Ik kon met mijn liefde aan de slag. Het sloot aan bij mijn aanvoelen dat het belangrijk is dat wij kunnen delen wat leeft in ons hart: onze hoop en onze wanhoop, onze verlangens en onze ontgoochelingen. En dat we daarin door elkaar ontvangen worden. Ontvangen worden door een ander, niet beoordeeld worden, is fundamenteel voor innerlijke groei.

De symboliek van brood en wijn
Mij verbindend met het thema ‘erotiek en mystiek’ kwam ik als vanzelf bij ‘de eucharistie’ terecht. In de woorden die Jezus sprak tijdens de laatste maaltijd samen met zijn apostelen. ‘neem en eet, dit is mijn lichaam’ voelde ik zijn verlangen naar vereniging. We kunnen het vaak op geen andere manier zeggen: ik zie je zo graag, ik zou mijn lichaam met jou willen delen. Het is een diep verlangen van de mens om zich verbonden te voelen met een ander. Dat verlangen vindt zijn uitdrukking in seksualiteit, tederheid, zorg, liefdevolle gedachten, gebed.

Ik zie in het delen van brood en wijn tussen Jezus en de apostelen een gelijkenis met een moeder die haar kind borstvoeding geeft. Ook zij zegt eigenlijk: “Neem en eet, dit is mijn lichaam.” Door haar kind te voeden voelt ze weer de eenheid met haar kind. Ze heeft het losgelaten, er is een scheiding gekomen door de bevalling, maar door het voeden voelt zij zich weer verbonden. Ze geeft zich met haar lichaam, ze geeft het kindje eten, maar ze geeft ook haar ziel, ze geeft haar aanwezigheid, haar persoon. En het kind ontvangt haar. Het zuigt.

Jezus drukt zich op dezelfde wijze uit ten aanzien van zijn leerlingen. De laatste keer dat zij samen aan tafel zijn, voelt hij hoe belangrijk dat moment is. Hij voelt de verbondenheid met zijn leerlingen, met de mensen die dicht bij hem staan. En als vanzelf neemt hij het brood en zegt hij: “Neem en eet, dit is mijn lichaam.” Zo drukt hij zijn liefde uit op een tastbare, zintuiglijke wijze. Hij neemt ook de wijn en hij zegt: “Neem en drink deze wijn, het is mijn bloed.” Zo geeft hij zijn geestkracht door. Hij geeft zich naar lichaam en ziel. Het is zijn laatste daad in verbondenheid met anderen. Nadien bereid hij zich voor op zijn dood. Die overtocht moet hij alleen doen.

Ik vind het een kracht van de christelijke traditie dat ze de liefde op een heel aardse en zintuiglijke manier uitdrukt. Liefde is niet enkel iets geestelijks.

Ook wij kunnen vandaag dit symbool van verbondenheid met elkaar delen door samen brood te eten en wijn te drinken. In de christelijke traditie is dat een herinnering aan het laatste avondmaal en de instelling van de eucharistie. Voor mij gaat het om een uitdrukking van verbondenheid die we dagelijks in ons gewone leven kunnen ervaren.
Ik vind het zinvol om tijdens deze viering brood en wijn te delen omdat we ons op die manier kunnen verbinden met alles en iedereen. Met dit gebaar kunnen we ons herinneren dat iedereen deel heeft aan de grote liefdesverbondenheid, ook mensen die hier niet zijn en die leven in moeilijke omstandigheden, ook mensen die geknakt zijn door het leven.