artikel2015-01_clip_image002

In het spoor van Raimon Panikkar
Marc Van Tente
Viering 18 januari 2015

Inleiding

Vandaag komen we samen rond de figuur van Raimon Panikkar.
Raimon Panikkar (1918-2010) is een Spaans-Indisch theoloog, filosoof en mysticus. Hij is nieuwe en gedurfde wegen gegaan, zowel inzake spiritualiteit als interreligieuze dialoog. Zijn wijze van denken sluit echter aan bij heel wat vroegere denkers: kerkvaders, filosofen en middeleeuwse theologen. Nieuw is dat zijn opvattingen groeiden vanuit persoonlijk doorleefde ervaringen en intuïties en vooral dat hij als westers theoloog ook de Aziatische visies van hindoeïsme en boeddhisme integreert. Vandaar dat hij niet alleen de rede aan het woord laat – hoe streng zijn denken ook is – maar eveneens de meer contemplatieve, mystieke dimensie van het bestaan.

Het beeld van de twee vensters

Toen ik vele jaren geleden de IKON-uitzending van een gesprek met Panikkar zag, trof mij onmiddellijk het beeld dat hij schetste van twee vensters. Het is een treffend symbool voor zijn visie op religies en levensbeschouwingen. Hij stelt het zo: “Vanuit mijn venster zie ik het landschap dat voor mij ligt. Maar mijn buur vertelt me dat hij door zijn venster ook een stuk landschap ziet, maar niet hetzelfde. Het landschap is dus groter dan ik me voorstelde. En dat weet ik maar omdat hij me dat kwam zeggen, omdat we daarover in gesprek zijn getreden.”

Waarom trof mij dat beeld zo sterk?
Toen ik in 1958 bij de oblaten intrad, was het om missionaris te worden bij de indianen in Zuid-Amerika. Die hadden mij altijd al geboeid, ook als kind. Eerst bij het spelen met kleine indiaantjes, later, als adolescent, door over hen te lezen en door naar westerns te kijken. Ik wilde meer weten over hun cultuur, hun godsdienst. Uiteindelijk heeft die interesse richting gegeven aan mijn keuze om missionaris te worden, ook al lag de diepere reden elders – maar daarover straks.

In het scholastikaat (studiehuis) van de oblaten las ik over andere christelijke kerken en maakte een oecumenische reis mee met protestanten. Zo kwam ik o.a. in de Byzantijnse abdij van Chevetogne terecht, wat mij direct aansprak. Toen al kwam de vraag bij me op: waarom blijven de kerken verdeeld, als ze het toch over dezelfde Christus hebben?
Ik werd ook meer en meer geboeid door andere religies, en ik realiseerde me dat vandaag veel mensen zich agnost of atheïst noemen. De vraag drong zich op: wat is de zin van die verscheidenheid? Is het een probleem, een kwaad dat mensen verdeelt, of is het een rijkdom voor de mensheid? Het is een vraag die nu meer dan ooit actueel is! Denk maar aan de recente gebeurtenissen in Frankrijk en in Verviers, op de achtergrond van wat in het Midden-Oosten gaande is.

Vanuit die invalshoek trof mij in 1997 Panikkars beeld van de twee vensters. Voor het eerst maakte ik kennis met een benadering die de eindeloze theologische discussies oversteeg en een ruimte opende die ik als zeer bevrijdend ervoer.
Religies en levensbeschouwingen zijn menselijke zoektochten naar waarheid, naar zin, eventueel naar een uiteindelijke zin van het leven, van alle bestaan. Sinds de prehistorie hebben religies gepoogd om de mensen te helpen om zich in de dagelijkse werkelijkheid te oriënteren. Daarbij hebben wij mensen woorden, gebaren, dingen, ervaringen nodig om uit te drukken wat diep in ons leeft. We zijn immers lichamelijke, materiële, kosmische wezens. En we zijn ook sociale wezens. Wij hebben nood aan kosmische, ervaarbare middelen om met elkaar te delen wat we in onszelf beleven. Vanuit intuïties, vanuit diepreligieuze, mystieke ervaringen zijn in de loop van tienduizenden jaren dan ook tradities ontstaan en doorgegeven. Gaandeweg werden ze in ‘Heilige Schriften’ opgetekend en kregen ze vorm in rituelen, leerstellingen, dogma’s, structuren en wetten. Later groeiden ook binnen niet-godgelovige levensbeschouwingen gelijkaardige tradities. De vrijmetselarij is daar een voorbeeld van.

Voor mij verhelderend was dat Panikkar op een zeer positieve, opbouwende manier met die verscheidenheid omgaat. Tradities met alles wat zij inhouden, zijn mensenwerk. En dus relatief: zij hebben maar zin en waarde voor zover zij de intuïties van het begin trouw weergeven en hertalen in telkens nieuwe situaties en culturen. Alles kan dus waardevol zijn. Alles kan mijn en onze zoektocht verrijken, aanvullen, misschien corrigeren. Dankzij andere tradities ontdekken we nieuwe dimensies van wat ‘Leven’ is. Of herontdekken we elementen die in de eigen traditie ondergesneeuwd of vergeten zijn. Zoals Panikkar bij herhaling beklemtoont: “We need each other”, wij hebben elkaar nodig! Want alleen zó maken we kans om de volle rijkdom van de werkelijkheid te ontdekken. Wij hebben elkaars venster, ja vele vensters nodig. Dat verruimt ons en doorbreekt iedere zelfgenoegzaamheid en waarheidspretentie. Het brengt ons dichter bij elkaar. Tenminste als wij verder gaan dan alleen ‘kennis nemen van’ de andere, van zijn of haar traditie, enz.
In dit verband maakt Panikkar een onderscheid tussen de ‘dialectische dialoog’ en de ‘dialogische dialoog’. In de dialectische dialoog leren we elkaar kennen en waarderen, en kunnen we ons van daaruit samen inzetten voor vrede en gerechtigheid  en voor het behoud van de kosmos. De dialogische dialoog graaft dieper. Wat jij mij zegt over jouw traditie, wat betekent dat voor mij en mijn traditie? Misschien kan het aanvullen wat in mijn traditie ondergesneeuwd geraakte, of kan het corrigeren wat doorheen de tijd verminkt of verdrongen werd.
De ware dialoog begint dus met een kritische blik op mijn eigen traditie en op de manier waarop ik ze beleef. Van daaruit groeit een diepere communie met die ‘andere’ en zijn of haar traditie. Dan kan het gebeuren dat voor een christen niet alleen de Tora en de Bijbel ‘Heilige Schrift’ zijn, maar dat ook de Koran – doorheen de verhelderende commentaren van ‘vrije’ hedendaagse moslimgeleerden – ‘Heilige Schrift’ kan worden die mijn christelijk geloven belicht en verrijkt.

In een recent interview drukte een moslim het ongeveer als volgt uit. Stel je een dubbele ladder voor die in de grond geworteld is en tot in de hemel reikt. Wij moslims klimmen naar omhoog, met de Koran, naar God toe. Jullie christenen klimmen langs de andere kant van de ladder ook naar omhoog, met Christus. Hoe hoger wij geraken, hoe dichter wij bij elkaar komen.
Zo ervaren wij hoe waar het kan zijn, dat wij ‘mede-mensen’ worden, tochtgenoten in dat eeuwige zoeken naar de diepere zin van het leven, naar het Mysterie – ‘broeders en zusters’, zeggen ze in de kerk. Zo groeien herkenning, solidariteit, vrede onder mensen, volkeren, culturen en religies. En een diepe vreugde: het Leven blijkt eindeloos rijker te zijn dan wij denken. Tenminste, als de levensomstandigheden niet ieder menswaardig leven onmogelijk maken, zoals in Syrië en Irak en op zoveel andere plaatsen in de wereld. Maar daar raken we een ander schrijnend probleem: dat van de gerechtigheid naar de ‘verworpenen der aarde’ (Oosterhuis) en naar onze planeet toe.

 

De monnik of moniale in ieder van ons

Bij mijn eerste contacten met de abdij van Chevetogne troffen mij de gezangen van de Slavisch-Byzantijnse ritus. Blijkbaar raakten ze iets zeer dieps in mij. Sinds meer dan veertig jaar nemen ze in mijn gelovige zoektocht een belangrijke plaats in. Omdat zij mij telkens opnieuw terugplaatsen binnen die eeuwenoude traditie van het monnikendom. Zij begeleiden mij in goede en moeilijke momenten. Zij inspireren mij als ik een artikel aan het schrijven ben. Zij zijn als het ware de achtergrond van wat ik ‘bidden’ noem: niet gebeden zeggen, maar bidden als levenssfeer, als levenshouding.

Daarom werd ik vijftien jaar geleden aangetrokken door het eerste boek dat ik van Panikkar in de boekwinkel ontdekte: L’éloge du simple. Le moine comme archétype universel – ‘De lof van de eenvoud. De monnik als universeel archetype’. Panikkar vertelt daarin dat hij ten diepste monnik wilde zijn, maar dan niet binnen de traditionele structuren van een abdij of kluizenarij. “Monnik zonder monasterium, zonder het habijt te moeten dragen, evenwel met dezelfde kleren als die van alle leden van de menselijke familie.”
Hoe omschrijft hij dat monnik-zijn?
De monnik is gefascineerd door het uiteindelijke. Heel zijn leven draait daarrond, en het is voor hem het enige wat telt. – Monnik, monachos, verwijst naar een persoon die met heel zijn wezen ernaar verlangt om het uiteindelijke doel van het leven te bereiken, door af te zien van alles wat niet onmisbaar is, om zich uitsluitend op dit ene en enige doel te concentreren.”

Welnu, dit diepe verlangen ligt in kiem in iedere mens, aldus Panikkar. Het is een archetype, een grondvorm die tot de innerlijke structuur van de mens behoort: de monnik of moniale in ieder van ons zoals we zijn, man of vrouw, gehuwd of celibatair, hetero of homo, blank of zwart, arm of rijk, enz. Ieder van ons, elk in onze eigen, concrete levenssituatie en context, draagt dat mee.
Niet iedereen is zich daar echter bewust van. Voor velen is het leven te jachtig, te gevuld, te oppervlakkig. Het laat hun geen ruimte, geen vrijheid om voor die diepere dimensie aandacht te hebben. Sommigen worden zich er wél van bewust wanneer ingrijpende gebeurtenissen als een ongeval, ziekte, een burn out, hen schokken of iets nieuws openbaren. Maar ook zij hebben dikwijls niet de tijd of de mogelijkheden om er echt op in te gaan.
Enkelen worden erdoor overrompeld. Het laat hen niet meer los. Zij kunnen niet anders dan er werk van maken. Zij gaan een weg naar het onbekende toe, met risico’s, met dagen in diepe duisternis en soms ook licht dat ineens opdoemt. Ik vermoed dat zoiets al heel vroeg in mij moet geleefd hebben. Ik was een dromer, was graag alleen. Pas laat ben ik mij van ‘iets’ daarvan bewust geworden. Dat moet de intuïtie geweest zijn van waaruit ik mijn keuze voor het religieuze leven gemaakt heb.

Toen ik in het noviciaat was, lazen we de psalmen – in het Latijn! Ik die moderne humaniora gedaan had! Toen al trof mij het begin van psalm 63:
God, mijn God, ik zoek naar U,
al wat ik ben is dorst naar U.
Nachten lang lig ik wakker van U,
wakend en dromend denk ik aan U.”
Vandaag hoor ik dezelfde hartstocht in een prachtig gebed van de grote moslimmysticus Halladj (858-922):
In mijn hart cirkelen alle gedachten om U.
Over niets anders spreekt mijn tong
dan over mijn liefde tot U…
Gij zijt mijn hart, mijn geweten,
mijn gedachte, mijn geest.
Gij zijt het ritme van mijn ademhaling.
Gij zijt het licht van mijn hart.”
Hierin herken ik Panikkars ‘lof van de eenvoud’. Monnik zijn wil zeggen: tot monos, tot eenvoud, tot eenheid groeien. Eenheid in onszelf, en vandaaruit eenheid met anderen en met de aarde. Een ononderbroken proces van uitzuivering, een leven lang. En terzelfdertijd, vanuit die groeiende eenheid, concrete solidariteit met hen die geen stem hebben, eenheid die vorm krijgt in de strijd om gerechtigheid, vrede en het behoud van de kosmos.

Er is dus geen sprake van een vlucht uit de wereld, het gaat erom met heel ons wezen geëngageerd te zijn in de wereld waarin we leven.
In een boekje van 1971, Amour sans limite, stelt de auteur, een monnik van de oosterse kerk, een vraag die voor mij een leidmotief geworden is: “Veux-tu être le frère universel? Veux-tu être le frère de l’univers?” – Wil je de universele broeder zijn, de broeder van het universum? Daarom ook sprak de film over de monniken van Tibhirine, Des hommes et des dieux, mij zo sterk aan. Daar zag ik het gebeuren.

Alleen, de manier waarop ik ‘het uiteindelijke’, ‘het absolute’ benader, is doorheen de jaren fel geëvolueerd. Ook hier raken we een andere vraag: wat betekent voor mij, voor ons, wat of wie wij ‘God’ of ‘het goddelijke’ noemen?
Vandaag weten velen geen raad meer met een persoonlijk godsbeeld. Maar wát als je dat godsbeeld loslaat? Ik ervaar het als een boeiend, verscheurend maar verruimend proces. Het maakt me vrij.
Meer en meer besef ik wat Paulus bedoelde toen hij het over ‘de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods’ had (Rom 8,21). Panikkar sluit daarbij aan: “Vrijheid zou het eerste en het laatste woord van de mystiek genoemd kunnen worden. Zelf zie ik er de mooiste eigenschap in van die werkelijkheid die ik ‘het goddelijke’ noem: vrijheid en oneindigheid.”

Noot: Voor een verdere kennismaking met Raimon Panikkar: VAN TENTE Marc, Vensters op het Mysterie. Een pelgrimstocht met Raimon Panikkar, Averbode, Altiora, 2014