anneke2

Anne Hendrickx
Viering 20 december 2015

Ieder van ons kan zich mensen voor de geest halen die goedheid en vriendelijkheid uitstralen. Ze zijn overal en in alle lagen van de bevolking te vinden.
Voor hen is het welzijn van de ander minstens even belangrijk als hun eigen geluk. Dag na dag zetten zij zich in voor hun gezin, hun werk- of leefomgeving, of voor een ideaal waarvan ze weten dat het anderen ten goede komt. Ze willen de best mogelijke omstandigheden creëren waarin mensen kunnen gedijen, in een omgeving waarin zachte waarden als belangrijk worden beschouwd.
Deze mensen zijn licht- en vreugdebrengers, vaak zonder het zelf goed te beseffen.

Waar we ons minder van bewust zijn, is dat deze goedheid ook in onszelf aanwezig is. Talloze keren hebben mensen zich gesteund en geholpen gevoeld door onze nabijheid, betrokkenheid en inzet, of door de liefdevolle gedachten die we hen stuurden.

Ik geloof heel sterk in de fundamentele goedheid van de mens. Telkens opnieuw verbaas ik me erover dat mensen in zo hoge mate goed kunnen zijn. Toen ik nog lesgaf in een middelbare school heb ik veel prachtige ouders ontmoet, mensen die me iets lieten aanvoelen van de onvoorwaardelijke liefde voor hun kinderen door wat ze met me deelden tijdens gesprekken op school of aan de telefoon. Wat ze me toevertrouwden, ontroerde me vaak. Het was niet zo dat deze mensen blind waren voor de onvolkomenheden van hun kinderen, maar vanuit hun hartbewustzijn waren zij wel in contact met hun diepste kern. Soms vertelden ze me dingen die ik nooit bij hun dochter of zoon had opgemerkt, maar die zij wel zagen omdat ze keken met de ogen van hun hart.
Zelf heb ik geen kinderen, maar veel mama’s, papa’s en grootouders hebben me ontzettend veel geleerd over waar het om gaat als we het hebben over de kleine goedheid, die zo tastbaar en concreet is in het leven van elke dag.

Waar heeft echte, waarachtige goedheid dan mee te maken?
Ik heb heel lang gedacht dat ‘goed zijn’ gelijkstond aan ‘goed doen’. Als je goede dingen deed, was dat het bewijs dat je goed was. Maar het leven zelf heeft me doen inzien dat dat niet altijd klopt. Ik heb mensen ontmoet die heel gevend in het leven staan, maar weinig aandacht hebben voor hun huisgenoten of vlug geneigd zijn een oordeel uit te spreken over mensen die er andere waarden op nahouden dan zijzelf.

Wanneer we goede daden stellen, kunnen we dit doen vanuit verschillende motivaties.
Ieder van ons heeft behoefte aan erkenning en gezien worden. We kunnen anderen helpen vanuit een verlangen om onszelf te bewijzen of vanuit een nood om gewaardeerd en bevestigd te worden. Deze fundamentele behoeften kunnen ertoe bijdragen dat we ons openstellen voor anderen en onze aandacht op hen richten. Maar ze kunnen ook een valkuil zijn wanneer ze vooral dienen om onszelf in het licht te stellen.
Onze behoefte aan succeservaringen kan uitgezuiverd worden, zodat onze goede daden onze persoonlijke ontwikkeling ten goede komen. Ik wil er ook graag in groeien om belangeloos iets te doen voor een ander, zonder dat daar iets tegenover moet staan.

Zelf heb ik daar lang mee geworsteld, jaren aan een stuk. Helpen is fijn, ik deed het graag en word er nog steeds gelukkig van. Maar telkens als ik iets goeds deed, was er een zeurend stemmetje in me dat fluisterde: ik hoop dat iemand dit nu gezien heeft, dat iemand heeft gemerkt hoe goed ik wel ben. Ik weet niet of dit herkenbaar is, maar voor mij is het werkelijk een kwelduiveltje geweest, iets waar ik jarenlang tegen gevochten heb. Ik raakte er maar niet uit en werd er op de duur zelfs een beetje moedeloos van. Ik had gelezen over mensen die onbaatzuchtig waren, die niet uit waren op complimenten of eigen glorie. Ook bij veel ouders van mijn vroegere leerlingen had ik gemerkt dat zij zichzelf helemaal niet in het voetlicht wilden plaatsen, integendeel. Waarom lukte het mij dan niet, terwijl ik er oprecht naar verlangde om goed te doen zonder dat dit door anderen moest worden opgemerkt?

Uiteindelijk ben ik ermee te rade gegaan bij een broeder in de trappistenabdij van Westmalle, waar wij toen niet ver vandaan woonden. Pater Lucas was zelf een en al goedheid en bij hem voelde ik me veilig genoeg om te vertellen over wat me soms zo deed twijfelen aan mezelf en aan mijn bedoelingen. Ik zei hem dat ik steeds weer een goede indruk wilde maken en dat het daarom nodig was dat de goede dingen die ik deed door anderen werden gezien. En ook dat ik daar soms zo moe van werd en dat er momenten waren waarop ik helemaal geen zin had om anderen te helpen. Hij luisterde naar me met aandacht en genegenheid. En terwijl ik met hem aan het praten was, drong het plots tot me door dat pater Lucas me graag zag, dat hij me werkelijk graag zag, niet omwille van deze of gene eigenschap of karaktertrek van me, maar eenvoudigweg om wie ik was. Ik voelde me diep aanvaard en bemind.

Toen ik uitgepraat was, vroeg hij of we het even stil konden maken. We hebben daar een tijdje zo gezeten, opgaand in het moment en ik herinner me nog dat ik toen heb gedacht: alles is goed zoals het is. Daarna kwam pater Lucas naast me zitten. Ik weet niet meer precies wat hij toen heeft gezegd, maar denk dat hij me vooral heeft bemoedigd. Op het einde legde hij mijn hand in de zijne, terwijl hij zei: “Zorg goed voor jezelf, wees goed voor de mensen die op je weg komen, zoek mensen op waarmee je verbonden kan zijn, en vraag Gods hulp bij de dingen die moeilijk te dragen zijn voor jou.”
Ik heb zijn woorden als een kostbare schat in mijn hart gelegd en probeer er nog steeds naar te leven, zoekend en tastend.

Sinds die ontmoeting voel ik me voor een groot stuk bevrijd van de behoefte om gezien te worden in wat ik doe, of beter gezegd: die behoefte is er nog wel en mag er ook zijn, maar ze staat niet meer op de voorgrond.
De Engelse mystica Evelyn Underhill raadt de lezers van haar boeken aan zich te oefenen in aandacht en belangeloosheid, ook al heeft het volgens haar in het begin veel weg van een oorlog. Door een volgehouden oefening kunnen we de eenvoud van het hart opnieuw verwerven. Hoe dat gebeurt, weet niemand. Het is een beetje zoals met fietsen: je probeert en valt, probeert en valt, telkens opnieuw, tot je plots blij vaststelt dat je het kan.

IMG_0549Het klinkt eenvoudig, maar leven in aandacht is niet altijd gemakkelijk, het kan veel van ons vragen in de dagelijkse omgang met mensen. Soms betrap ik me erop dat mijn gedachten ergens anders zijn wanneer iemand me iets aan het vertellen is. Ofwel heb ik al een antwoord klaar nog voor de ander is uitgesproken. Toch ben ik er diep van overtuigd dat goedheid in de eerste plaats te maken heeft met liefdevol aanwezig zijn. Ik heb niet meer de behoefte om dingen te willen oplossen voor een ander. Het gaat vooral om nabij zijn, in aandacht en genegenheid, ook al is het maar voor even. En dat op zich kan zoveel betekenen, het kan werkelijk een verschil maken.

Ik wil dit graag illustreren met een ervaring van Bieke Vandekerckhove, die ze heeft beschreven in haar prachtige boek ‘De smaak van stilte’. Tijdens haar studietijd in Leuven kreeg Bieke ALS, een vreselijke spierziekte die de patiënt steeds meer belemmert in zijn mogelijkheden, tot hij er uiteindelijk aan sterft. Ze had haar diagnose nog maar pas vernomen toen ze op een avond in Leuven de laatste trein naar Kortrijk wilde nemen. In Gent, waar ze moest overstappen, stelde ze vast dat er geen trein meer naar Kortrijk reed. Voor haar was dat de spreekwoordelijke druppel: ze zakte op een bank in elkaar en kon niet meer ophouden met wenen. Op een bepaald moment kwam er een man in stilte naast haar zitten. Een uur lang zaten ze daar zo. Toen Bieke uitgehuild was, vroeg hij of hij iets voor haar kon doen. Ze vroeg hem of hij haar ouders kon bellen, met de vraag of ze haar konden komen ophalen in Gent, en dat deed hij. Daarna bleef hij bij haar tot haar ouders er waren. Bieke schreef erover: “Zomaar, midden in de nacht, in het station in Gent. We hebben geen woord gesproken. Maar het was één van de meest indrukwekkende ontmoetingen in mijn leven.”

Om goed en begripvol te kunnen zijn naar anderen toe, denk ik dat het van wezenlijk belang is dat we zelf ook goed omringd zijn. Voor mij is het soms moeilijk om een gezond evenwicht te vinden in het geven en ontvangen. Ik heb enkele echte vrienden die mijn hart verwarmen en met wie ik lief en leed kan delen. Via mijn vrijwilligerswerk heb ik ook een aantal mooie, lieve mensen leren kennen. Maar ik mis heel erg een warm nest, een gezin of familie waarin ik mag thuiskomen, zonder dat ik daar iets voor hoef te doen. Soms ga ik ergens helpen om niet alleen te zijn. Dat geeft me voldoening en vaak ook echte vervulling, maar er zijn ook dagen waarin ik me voel leeglopen.

Het blijft zoeken naar hoe ik daarmee kan omgaan en het is oké dat ik het soms gewoon niet weet. Wat me wel helpt, is dat ik me niet meer verzet tegen mijn gevoelens van gemis en verdriet. Ik duw ze niet meer weg zoals vroeger en het kost me niet meer zoveel moeite om te zeggen dat er momenten zijn waarop ik me erg eenzaam voel.
De pijn die ik voel rond het gemis aan een thuis maakt me ook ontvankelijk voor het leed van anderen. Ik probeer ook ruimte voor mezelf te maken door te genieten van muziek, een verhaal, een film of tv-programma en door de humor te ontdekken in veel dagdagelijkse situaties. Humor is voor mij een krachtig middel tegen neerslachtigheid. Ik gun mezelf ook momenten van stilte, waar ik veel nood aan heb om alles wat er op me afkomt voldoende te kunnen plaatsen of verwerken.

Door wat het leven me heeft gebracht aan mooie en aan moeilijke dingen, door de contacten binnen La Verna en met andere mensen, heb ik geleidelijk aan de weg van het hart ontdekt. Ik heb ondervonden dat mijn hart me dikwijls de juiste ingevingen heeft gegeven. Veel beslissingen die ik gevoelsmatig heb genomen – soms tegen het advies van anderen in – bleken later helemaal te kloppen. Hiermee bedoel ik niet dat de ratio niet van belang is. Het is niet altijd mogelijk om ons hart te volgen en soms is het heel goed om ook ons verstand te laten spreken. Maar ik ben wel van mening dat de taal van het hart ons leven ontzettend kan verrijken en verdiepen.

handenJean Vanier, die de Ark-gemeenschappen heeft gesticht voor mensen met een intellectuele beperking, zegt dat hij de weg van het hart pas heeft ontdekt nadat hij in contact was gekomen met personen die een mentale handicap hadden. Door zijn leven met hen te delen, ondervond hij dat voor hen het menselijk contact en het leven in relatie op de eerste plaats kwamen. Voordien was hij vooral gefocust geweest op dienstbaarheid, gebed en studie.
In de Ark kwam hij terecht in een wereld waar er naast veel onmacht en leed ook heel veel blijdschap en spontane vreugde aanwezig waren.

Hij leerde er Antonio kennen, een jongen van rond de twintig die niet kon lopen, zijn handen niet kon gebruiken en niet kon spreken. Hij had vaak een zuurstofmasker nodig om voldoende te kunnen ademen. Hij was heel zwak en broos, maar hij had mooie ogen en een schitterende glimlach. Er was geen woede of droefheid in hem. Dat betekende niet dat hij zich nooit kwaad maakte, want dat gebeurde wel, vooral wanneer het water in zijn bad te warm of te koud was of wanneer hij te lang moest wachten op de hulp van de assistenten. Maar hij had zichzelf aanvaard zoals hij was, met zijn grenzen en beperkingen. Hij kon geen dingen doen voor anderen, want hij had zelf te veel behoeften. Maar hij beminde met een vertrouwvolle liefde. In de wijze waarop hij liefhad, gaf hij zichzelf. Antonio heeft veel mensen die met hem samenwoonden de weg van het hart leren kennen. Degenen die hem verzorgden, hebben meermaals aan Jean Vanier gezegd dat Antonio hun leven veranderd had, dat hij hen had binnengeleid in een wereld van tederheid en diep wederzijds contact, waarin iedereen mocht zijn wie hij was en waarin communicatie zonder affectie niet bestond.

Het is diezelfde liefde die ik heb aangevoeld bij veel ouders die hun kinderen aan me hadden toevertrouwd. Ik blijf ze ontdekken in mensen die open en ontvankelijk in het leven staan.

Mijn wens voor ons allen is
dat we mensen mogen ontmoeten
die ons omringen met zorgzaamheid
en warme genegenheid,
die ons aanvaarden en beminnen zoals we zijn,
in al onze schoonheid en in al onze kwetsbaarheid.

Mijn wens voor ons allen is
dat we de kracht en de kwetsbaarheid
in onszelf kunnen omarmen,
in het besef dat we de behoeder zijn
van onze eigen onvervangbare schoonheid en goedheid,
waardoor de wereld zachter en menselijker wordt.

Dat het licht in ons mag schijnen,
stralen en schitteren,
dat het zich mag verspreiden
en verbinden met het licht dat schijnt,
schittert en straalt in anderen,
in het vertrouwen dat wij een gemeenschap
van mensen kunnen vormen
die de weg van het hart gaan,
een gemeenschap
waarin wij kunnen leven en groeien
in liefde en verbondenheid
en waarin we ten volle mogen worden
waartoe we ten diepste zijn bestemd.

 

Een beetje goedheid van mens tot mens
is beter dan alle liefde voor de mensheid.

Richard Dehmel